ECLI:NL:CRVB:2014:968

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 maart 2014
Publicatiedatum
26 maart 2014
Zaaknummer
12-1621 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de intrekking van de WIA-uitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies

In deze zaak gaat het om de intrekking van de WIA-uitkering van appellant, die sinds 9 april 2006 een uitkering ontving op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met een arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Appellant heeft op 11 februari 2010 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 20 januari 2011 de WIA-uitkering van appellant met ingang van 21 maart 2011 ingetrokken. Dit besluit werd ondersteund door een medische beoordeling door de bezwaarverzekeringsarts, die na onderzoek en informatie van de behandelend sector tot de conclusie kwam dat appellant geschikt was voor bepaalde functies, waaronder productiemedewerker en monteur.

De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling en de geschiktheid voor de geselecteerde functies. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij stelde dat het besluit onvoldoende medische en arbeidskundige grondslagen had en dat er een onafhankelijk psychiater benoemd had moeten worden. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht oordeelde dat de medische beoordeling en de geschiktheid voor de functies adequaat waren gemotiveerd.

De Raad heeft vastgesteld dat appellant in hoger beroep geen nieuwe informatie heeft ingediend die aanleiding geeft tot twijfel aan de eerdere beoordelingen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak, waarbij het hoger beroep van appellant niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar gedaan op 26 maart 2014.

Uitspraak

12/1621 WIA
Datum uitspraak: 26 maart 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van
10 februari 2012, 11/2833 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.J.M. Strijbosch, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 12 februari 2014.
Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant was laatstelijk werkzaam als steriflow operator en ontvangt sedert 9 april 2006 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Op 11 februari 2010 heeft appellant omdat hij van mening is dat zijn arbeidsongeschiktheid volledig en duurzaam is een aanvraag gedaan om in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA).
1.2. In reactie hierop heeft het Uwv bij besluit van 20 januari 2011 de WIA-uitkering van appellant met ingang van 21 maart 2011 ingetrokken. Bij de beoordeling van het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft de bezwaarverzekeringsarts, na een lichamelijk onderzoek en informatie van de behandelend sector, in verband met het medicijngebruik verdergaande beperkingen aangenomen en deze neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 29 juni 2011. De bezwaararbeidsdeskundige is van mening dat de functies productiemedewerker (SBC-code 264140) soldering technician (SBC-code 111180) en monteur (SBC-code 267050) terecht als passend voor appellant geselecteerd zijn, zodat een verlies aan verdiencapaciteit van ongeveer 2% resteert. Het Uwv heeft bij besluit van 20 juli 2011 (bestreden besluit) het bezwaar tegen het besluit van 20 januari 2011 ongegrond verklaard.
2.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de juistheid van de door de (bezwaar)verzekeringsarts vastgelegde beperkingen zoals die zijn weergegeven in de FML van 29 juni 2011. De conclusies die zijn getrokken door de verzekeringsartsen zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende inzichtelijk. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gezien voor het oordeel dat de bezwaarverzekeringsarts onvolledig is geweest in zijn onderzoek of dat het onderzoek overigens onzorgvuldig is geweest. Evenmin heeft zij aanknopingspunten gezien om te concluderen dat de beperkingen van appellant op de datum in geding zijn onderschat. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag is gebaseerd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien een deskundige te benoemen. Ook met betrekking tot de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat deze deugdelijk is, aangezien de bezwaararbeidsdeskundige in het rapport van 19 juli 2011 een toereikende toelichting gegeven heeft waarom de geselecteerde functies voor appellant geschikt zijn.
3.
In hoger beroep heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat het besluit een voldoende medische en arbeidskundige grondslag ontbeert. Er had wel degelijk een onafhankelijk psychiater benoemd moeten worden en het blijft voor appellant onbegrijpelijk dat in zijn FML 15 signaleringen voorkomen waarvan er geen enkele in de beleving van verweerder leidt tot een overschrijding van de vastgestelde mogelijkheden.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad volgt het oordeel van de rechtbank dat er geen reden is om de door de verzekeringsarts in de FML van 29 juni 2011 vastgestelde beperkingen voor onjuist te houden en onderschrijft de daartoe door de rechtbank gegeven overwegingen. Op basis van dossierstudie, eigen onderzoek en met meewegen van de gegevens van psychiater
Y. Guzelcan van 1 april 2011 en van psychiater J. Meijer van 18 april 2011 heeft de bezwaarverzekeringsarts in haar rapport van 29 juni 2011 overtuigend gemotiveerd waarom de beperkingen in de belastbaarheid van appellant op deze wijze wordt weergegeven in de FML van 29 juni 2011. In hoger beroep heeft appellant geen informatie ingediend die grond oplevert voor twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling. Ook de Raad ziet in de beschikbare gegevens geen aanleiding een deskundigenonderzoek te gelasten.
4.2.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat de geschiktheid van appellant voor de voorgehouden functies toereikend is gemotiveerd door de bezwaararbeidsdeskundige. Het hoger beroep slaagt op dit punt evenmin.
4.3.
Uit hetgeen onder 4.1 en 4.2 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2014.
(getekend) J.S. van der Kolk
(getekend) G.J. van Gendt
IvR