ECLI:NL:CRVB:2014:962

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 februari 2014
Publicatiedatum
25 maart 2014
Zaaknummer
12-3735 WWB-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bijzondere bijstand voor kosten van vervanging gasfornuis en lamellen

Op 25 februari 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de weigering van bijzondere bijstand voor de kosten van vervanging van een gasfornuis en lamellen. De zaak betreft appellante die op 13 september 2011 bijzondere bijstand heeft aangevraagd ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) voor een bedrag van € 649,-. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag op 5 oktober 2011 afgewezen. Het bezwaar van appellante tegen deze afwijzing werd op 30 november 2011 ongegrond verklaard door het college, waarna de rechtbank Amsterdam het beroep tegen dit besluit ook ongegrond verklaarde.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de kosten van woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen, zoals in deze zaak, behoren tot de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kosten dienen in beginsel uit het inkomen van de betrokkene te worden bestreden, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling. Bijzondere bijstand kan alleen worden verleend indien de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden die het onmogelijk maken om deze kosten uit het inkomen te voldoen.

In deze zaak was de kernvraag of de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De Raad oordeelde dat appellante geen bijzondere omstandigheden had aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat zij niet had kunnen reserveren voor de kosten. Het enkele feit dat appellante van een bijstandsuitkering moet rondkomen, werd niet als een bijzondere omstandigheid beschouwd. De Raad bevestigde dat het college de Werkvoorschriften WWB van de gemeente Amsterdam correct had toegepast en dat de situatie van appellante niet onder de bijzondere situaties viel die in deze voorschriften zijn omschreven. De beroepsgrond van appellante dat de rechtbank had moeten beoordelen of het college had moeten afwijken van de Werkvoorschriften, werd verworpen. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/3735 WWB-PV
Datum uitspraak: 25 februari 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 mei 2012, 12/176 WWB (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Zitting heeft: J.P.M. Zeijen als voorzitter van de enkelvoudige kamer
Griffier: G.J. van Gendt
Ter zitting is verschenen: mr. D. Ahmed, vertegenwoordiger van het college.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Namens appellante heeft [betrokkene] op 13 september 2011 bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) aangevraagd voor de kosten van vervanging van een gasfornuis en lamellen tot een bedrag van € 649,-. Het college heeft deze aanvraag bij besluit van
5 oktober 2011 afgewezen.
Het college heeft bij besluit van 30 november 2011 (bestreden besluit) het bezwaar van appellante tegen het besluit van 5 oktober 2011 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
De kosten van woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen, zoals hier aan de orde, behoren tot de incidenteel voorkomende algemene noodzakelijke kosten van het bestaan. De kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen van de betrokkene hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Voor die kosten wordt alleen bijzondere bijstand verleend indien de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden die ertoe leiden dat die kosten niet uit het inkomen op het niveau van de algemene bijstand en de aanwezig draagkracht kunnen worden voldaan.
In geschil is de vraag of de in geding zijnde kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en met name of appellante de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor deze kosten.
Zoals de rechtbank terecht heeft overwegen heeft appellante geen bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan aangenomen moet worden dat zij niet heeft kunnen reserveren voor de gevraagde kosten. Dat appellante van een bijstandsuitkering moet rondkomen levert niet een dergelijke bijzondere omstandigheid op.
De door het college gehanteerde Werkvoorschriften WWB van de gemeente Amsterdam is een nadere uitwerking van het begrip bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de WWB. In paragraaf 9.5.9.3 worden enkele bijzondere situaties omschreven. Niet in geschil is dat de situatie van appellante daar niet onder valt. Met die constatering kon het college volstaan. Het college heeft immers, in overeenstemming met artikel 35, eerste lid, van de WWB, bezien of in de situatie van appellante (anderszins) sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten van het bestaan. De beroepsgrond van appellant dat de rechtbank had moeten beoordelen of het college met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht van de Werkvoorschriften WWB had behoren af te wijken, treft daarom geen doel.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(get.) G.J. van Gendt (get.) J.P.M. Zeijen
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep

HD