ECLI:NL:CRVB:2014:961
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 1 november 2002 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een melding over meerdere auto’s op naam van appellant en mogelijke autotransacties, heeft het Drechtstedenbestuur een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van transacties met deze auto’s. Op 10 mei 2011 heeft het bestuur besloten de bijstand van appellant over verschillende perioden in te trekken en een bedrag van € 5.959,56 terug te vorderen. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar het bestuur heeft dit gedeeltelijk gegrond verklaard, waarbij de intrekking van de bijstand werd beperkt en de terugvordering werd vastgesteld op € 3.154,12.
De rechtbank Dordrecht verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 28 januari 2014 heeft appellant, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk, zijn standpunt toegelicht. Hij betoogde dat er geen sprake was van schending van de inlichtingenverplichting, omdat hij met de transacties geen inkomsten had verworven. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat appellant redelijkerwijs had moeten begrijpen dat deze transacties van belang waren voor zijn recht op bijstand. De Raad concludeerde dat appellant zijn verplichtingen niet was nagekomen, waardoor het bestuur bevoegd was om de bijstand in te trekken.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De Raad stelde vast dat appellant geen zelfstandige beroepsgronden had aangevoerd tegen de terugvordering of de maatregel, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 25 maart 2014.