ECLI:NL:CRVB:2014:936

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 maart 2014
Publicatiedatum
21 maart 2014
Zaaknummer
12-3249 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank over beslistermijnen en rechtsbijstand in AWBZ-zaken

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 24 april 2012. De zaak betreft een geschil tussen OWM Zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid U.A. en een betrokkene, vertegenwoordigd door mr. drs. R.P. Dielbandhoesing. De Centrale Raad heeft het hoger beroep van Zorg en Zekerheid behandeld, waarbij de vertegenwoordiger van Zorg en Zekerheid, mr. M.N.A. de Zwart, aanwezig was, terwijl de betrokkene en zijn gemachtigde niet verschenen.

De Centrale Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat Zorg en Zekerheid betoogde dat de rechtbank onterecht had geoordeeld over de overschrijding van de beslistermijn en de rechtsbijstand die door een derde was verleend. De Raad verwees naar eerdere rechtspraak, waaronder ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3476, en concludeerde dat het betoog van Zorg en Zekerheid niet slaagde. De Raad bevestigde dat een eenmaal overschreden beslistermijn niet meer kan worden opgeschort en dat de rechtsbijstand door de gemachtigde niet als beroepsmatig kon worden aangemerkt.

De Centrale Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en Zorg en Zekerheid veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene, begroot op € 487,-. Tevens werd een griffierecht van € 466,- opgelegd aan Zorg en Zekerheid. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van griffier I.J. Penning, en is openbaar uitgesproken op 21 maart 2014.

Uitspraak

12/3249 AWBZ
Datum uitspraak: 21 maart 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van
24 april 2012, 11/7994 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
OWM Zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid U.A. (Zorg en Zekerheid)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Zorg en Zekerheid heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. drs. R.P. Dielbandhoesing, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2013. Zorg en Zekerheid heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.N.A. de Zwart. Betrokkene en zijn gemachtigde zijn met kennisgeving niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
1.1.
Zorg en Zekerheid betoogt in hoger beroep dat de aangevallen uitspraak, inhoudende dat uit het systeem van de wet voortvloeit dat een eenmaal overschreden beslistermijn niet meer kan worden opgeschort, onjuist is. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van
1 maart 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3476, slaagt dit betoog niet.
1.2.
Zorg en Zekerheid betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat in de beroepsfase sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, omdat betrokkene en zijn gemachtigde broers zijn en de gemachtigde in de periode van
18 mei 2010 tot 17 november 2010 bovendien enig zorgverlener van betrokkene was. Dit betoog slaagt onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Raad niet (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 augustus 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1588).
2.
Het vorenoverwogene betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt.
3.
De Raad ziet aanleiding om Zorg en Zekerheid te veroordelen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 487,- voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
  • veroordeelt Zorg en Zekerheid in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van
€ 487,-;
- bepaalt dat van Zorg en Zekerheid een griffierecht van € 466,- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2014.
(getekend) J. Brand
(getekend) I.J. Penning
GdJ