ECLI:NL:CRVB:2014:930
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R. Kooper
- C.H. Bangma
- M.C.D. Embregts
- Rechtspraak.nl
Beëindiging tijdelijke aanstelling ambtenaar na reeks van uitzendcontracten
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de tijdelijke aanstelling van appellante, die gedurende een periode van meer dan zeven jaar verschillende tijdelijke contracten en aanstellingen heeft gehad bij de gemeente Rotterdam. Appellante heeft van 14 mei 2007 tot 1 januari 2013 gewerkt in verschillende functies, maar heeft geen vaste aanstelling gekregen. Het college van burgemeester en wethouders heeft haar meegedeeld dat haar aanstelling zou eindigen na het verstrijken van de aanstellingsperiode, wat volgens hen te maken had met tegenvallende bedrijfseconomische omstandigheden. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard.
De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging. Appellante stelde dat het college misbruik van recht had gemaakt door haar in ambtelijke dienst te nemen, waardoor zij haar recht op een vaste dienstbetrekking zou zijn ontnomen. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de tijdelijke aanstellingen rechtmatig zijn verleend en dat er geen verplichting bestond om haar een vaste aanstelling aan te bieden. De Raad wijst erop dat de aanstellingen zijn verleend voor een bepaalde tijd en dat er geen rechtsmiddelen zijn ingesteld tegen de aanstellingsbesluiten.
De Raad concludeert dat de aaneengeschakelde tijdelijke contracten en aanstellingen niet leiden tot de verplichting om een vaste aanstelling te verlenen. De beroepsgronden van appellante over discriminatie en strijd met verdragsrecht zijn niet onderbouwd en blijven daarom buiten beschouwing. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.