ECLI:NL:CRVB:2014:929
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- E.C.R. Schut
- P.W. van Straalen
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting in autohandelzaak
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die sinds 1 juli 1997 bijstand ontvangen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een anonieme melding over de autohandel van appellant heeft de gemeente Utrecht een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant in verschillende maanden transacties met voertuigen heeft verricht zonder dit te melden, wat resulteerde in de intrekking van de bijstand over die maanden en een terugvordering van € 25.739,62. De rechtbank Utrecht heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat het college terecht heeft gehandeld, maar heeft de intrekking van de bijstand over september 2006 als onvoldoende gemotiveerd aangemerkt.
In hoger beroep hebben appellanten de eerdere uitspraken bestreden. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat de voertuigen uitsluitend voor eigen gebruik waren en dat zij geen administratie of verifieerbare gegevens hebben overgelegd die hun standpunt ondersteunen. De Raad concludeert dat appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden, wat een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelt dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen. De Raad wijst erop dat appellanten niet hebben aangetoond dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellanten af. De proceskosten worden niet vergoed.