ECLI:NL:CRVB:2014:901
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- E.C.R. Schut
- P.W. van Straalen
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 10 mei 2007 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg heeft de bijstand ingetrokken omdat appellant feitelijk niet woonachtig was op het door hem opgegeven adres. Dit vermoeden ontstond na observaties en een huisbezoek door de Sociale Recherche, die concludeerde dat appellant niet op het uitkeringsadres woonde. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen de intrekking van de bijstand ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat appellant in de periode van 1 januari 2010 tot en met 24 juni 2011 geen recht had op bijstand, omdat hij niet op het uitkeringsadres woonde. De Raad wijst erop dat appellant niet in staat is geweest om zijn stellingen te onderbouwen met objectieve gegevens en dat hij geen informatie heeft verstrekt over andere adressen waar hij mogelijk verbleef. De Raad concludeert dat het college terecht heeft besloten tot intrekking en terugvordering van de bijstand, en dat er geen dringende redenen zijn om hiervan af te wijken. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er wordt geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.