ECLI:NL:CRVB:2014:88
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- E.C.R. Schut
- M.F. Wagner
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van besluiten inzake bijstandsintrekking en terugvordering wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellante ontving sinds 1 mei 1999 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een onderzoek door de gemeente Rotterdam naar de rechtmatigheid van de bijstand, werd geconcludeerd dat appellante samenwoonde met een andere persoon, [K.], wat leidde tot de intrekking van haar bijstand. De rechtbank had in een eerdere uitspraak de intrekking van de bijstand over een bepaalde periode vernietigd, maar het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er niet voldaan was aan het criterium van wederzijdse zorg, wat essentieel is voor de vaststelling van een gezamenlijke huishouding. De Raad vernietigde de eerdere besluiten van het college en herstelde de situatie door de besluiten van 21 januari 2011 en 1 maart 2011 te herroepen. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die op € 944,- werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve criteria bij de beoordeling van gezamenlijke huishoudingen en de noodzaak van een deugdelijke feitelijke grondslag voor besluiten van het college.