ECLI:NL:CRVB:2014:878
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling aanvraag WAO-uitkering en buiten behandelingstelling door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Marokko, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had de aanvraag echter buiten behandeling gesteld, omdat appellant niet de gevraagde gegevens had aangeleverd die noodzakelijk waren voor de beoordeling van zijn recht op een WAO-uitkering. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad overweegt dat het Uwv op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen. Appellant had in een eerdere brief aangegeven dat hij ziek was en geen arbeid kon verrichten, maar had niet de benodigde informatie verstrekt, zoals bewijs van zijn arbeidsverleden en medische rapporten. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het Uwv niet over voldoende gegevens beschikte om de aanvraag te kunnen beoordelen. Appellant had de gelegenheid om de ontbrekende gegevens aan te leveren, maar heeft dit niet gedaan.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen reden is om te twijfelen aan de bevoegdheid van het Uwv om de aanvraag buiten behandeling te stellen. De Raad wijst erop dat er geen aanwijzingen zijn dat appellant redelijkerwijs niet in staat was om de gevraagde informatie binnen de gestelde termijn te verstrekken. De beslissing van de rechtbank wordt dan ook bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.