ECLI:NL:CRVB:2014:767
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- R.E. Bakker
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de medische grondslag van het bestreden besluit
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van betrokkene, die in 1998 arbeidsongeschikt raakte door cervicobrachialgieklachten. Na een operatie aan een hernia van de nek ontving zij een WAO-uitkering van 80 tot 100%. Betrokkene heeft zich in Turkije gevestigd en onderging in 2009 een medisch onderzoek door de Turkse neuroloog dr. A. Agir, die een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opstelde. In 2010 heeft de Nederlandse verzekeringsarts D.L. Bouwman de bevindingen van Agir grotendeels overgenomen, maar concludeerde dat betrokkene met diverse functies nog een inkomen kan verwerven, wat leidde tot een herziening van haar uitkering naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 45 tot 55%.
Betrokkene ging in bezwaar tegen deze herziening, maar de bezwaarverzekeringsarts W.M. Koek voerde een nieuw medisch onderzoek uit en stelde een aangepaste FML op. De rechtbank Amsterdam oordeelde dat de medische grondslag van het bestreden besluit onvoldoende was onderbouwd, wat leidde tot vernietiging van het besluit en de verplichting voor appellant om een nieuw besluit te nemen.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank vernietigd. De Raad oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig en uitgebreid onderzoek had gedaan en dat de medische beoordeling op zorgvuldige wijze tot stand was gekomen. De Raad volgde het oordeel van de bezwaarverzekeringsarts en concludeerde dat betrokkene niet gebonden was aan de FML van de Turkse neuroloog. Het beroep op artikel 6 EVRM werd afgewezen, omdat betrokkene voldoende gelegenheid had om haar standpunt te onderbouwen. De Raad verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond en vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.