ECLI:NL:CRVB:2014:723

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 februari 2014
Publicatiedatum
4 maart 2014
Zaaknummer
13-3648 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid hoger beroep en proceskostenveroordeling in WIA-zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 februari 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 3 juni 2013. Appellante, vertegenwoordigd door mr. R. Schoonbrood, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die op 3 september 2013 is genomen. Deze beslissing op bezwaar kwam tegemoet aan de bezwaren van appellante, die enkel nog aanspraak maakte op vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht.

De Raad heeft vastgesteld dat er tussen partijen geen inhoudelijk geschil meer bestaat, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard moest worden wegens het ontbreken van procesbelang. De Raad heeft echter wel aanleiding gezien om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellante heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 974,- voor het beroep en € 487,- voor het hoger beroep, wat resulteert in een totaalbedrag van € 1.461,-.

De uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van griffier K.R. van Renswoude, en is openbaar uitgesproken. Het Uwv is tevens veroordeeld tot vergoeding van het door appellante betaalde griffierecht van in totaal € 162,-.

Uitspraak

Datum uitspraak: 26 februari 2014
13/3648 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 3 juni 2013, 12/1722 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. R. Schoonbrood, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 3 september 2013 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 15 november 2013 is namens appellante verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten in beroep en hoger beroep en het betaalde griffierecht.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Met de nieuwe beslissing op bezwaar van 3 september 2013 heeft het Uwv opnieuw op het bezwaar van appellante beslist. Appellante heeft de Raad bericht dat de nieuwe beslissing op bezwaar van 3 september 2013 geheel tegemoet komt aan het beroep en dat appellante alleen nog aanspraak maakt op vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand in beroep en hoger beroep en het betaalde griffierecht.
Nu er tussen partijen geen door de Raad te beslechten inhoudelijk geschil meer bestaat, moet het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
De Raad ziet aanleiding om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 974,- in beroep en € 487,- in hoger beroep.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.461,-;
  • bepaalt dat het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 162,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2014.
(getekend) B.M. van Dun
(getekend) K.R. van Renswoude

TM