ECLI:NL:CRVB:2014:72
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toeslag naar de norm van alleenstaande ouder en terugvordering teveel betaalde toeslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch. De appellant, vertegenwoordigd door mr. drs. A.A.P.M. Theunen, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de aan hem toegekende toeslag op basis van de Toeslagenwet (TW) te beëindigen en een bedrag van € 12.967,08 terug te vorderen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant geen recht had op toeslag op basis van de norm voor gehuwden, maar op basis van de norm voor een alleenstaande. Dit oordeel werd bevestigd door de Centrale Raad van Beroep.
De Raad oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat hij als enige financieel voor zijn kinderen zorgde, en dat de situatie van de kinderen, die in de periode van 19 februari 2008 tot en met 31 december 2010 wisselend waren opgevangen door hun moeder, grootouders en appellant zelf, niet leidde tot een recht op toeslag als alleenstaande ouder. De Raad bevestigde dat er geen dringende redenen waren om van herziening en terugvordering van de toeslag af te zien, ook niet gezien de financiële situatie van appellant. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de beslagvrije voet voldoende bescherming biedt bij invordering.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. De Raad concludeert dat de appellant geen recht heeft op de gevraagde toeslag en dat de terugvordering van de teveel betaalde toeslag gerechtvaardigd is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.