ECLI:NL:CRVB:2014:71
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onverschuldigd betaalde kinderbijslag en recht op kinderbijslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van onverschuldigd betaalde kinderbijslag aan betrokkene. Betrokkene ontving kinderbijslag voor zijn drie kinderen, maar heeft niet aangetoond dat hij een bijdrage in hun levensonderhoud heeft geleverd van ten minste € 408,- per kind per kwartaal. De kinderen zijn in september 2008 uit huis geplaatst, en in mei 2010 heeft betrokkene dit aan de Sociale verzekeringsbank (Svb) gemeld. De Svb heeft daarop een onderzoek ingesteld en geconcludeerd dat betrokkene vanaf het derde kwartaal van 2008 geen recht meer had op kinderbijslag, omdat zijn bijdrage in het levensonderhoud onder het vereiste bedrag bleef.
De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen de besluiten van de Svb ongegrond verklaard, met uitzondering van de opgelegde boete, die werd verlaagd. In hoger beroep heeft betrokkene aangevoerd dat hij recht heeft op kinderbijslag als biologische vader, terwijl de Svb enkel de boete aanvocht. De Svb trok uiteindelijk zijn hoger beroep in, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat betrokkene niet voldeed aan de voorwaarden voor kinderbijslag.
De Raad bevestigde dat de Svb verplicht is tot terugvordering van onverschuldigd betaalde kinderbijslag, tenzij er dringende redenen zijn om hiervan af te zien. Betrokkene heeft echter geen dringende redenen kunnen aanvoeren die de terugvordering onaanvaardbaar zouden maken. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van betrokkene niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, zonder proceskostenveroordeling.