ECLI:NL:CRVB:2014:68
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- R. Kooper
- R.C. Schoemaker
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van de erkenning als vervolgde onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 januari 2014 uitspraak gedaan over het verzoek van appellant om herziening van zijn erkenning als vervolgde onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). Appellant, geboren in 1930 in het voormalig Nederlands-Indië, had eerder aanvragen ingediend die waren afgewezen omdat niet was aangetoond dat hij vervolging had ondergaan. Na meerdere afwijzingen diende appellant in april 2010 opnieuw een verzoek om herziening in, dat ook werd afgewezen. Verweerder, de Pensioen- en Uitkeringsraad, stelde dat appellant geen relevante nieuwe feiten of gewijzigde gegevens had aangedragen die aanleiding gaven tot herziening van de eerdere besluiten.
Tijdens de zitting op 14 november 2013 werd appellant bijgestaan door zijn advocaat, mr. F.L.M. van Haren, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel. De Raad overwoog dat de door appellant ingebrachte verklaringen niet voldoende waren om zijn stellingen te onderbouwen. De Raad benadrukte dat de discretionaire bevoegdheid van verweerder om besluiten te herzien, met terughoudendheid moet worden getoetst. Appellant had geen nieuwe feiten gepresenteerd die de eerdere besluiten in een nieuw licht konden plaatsen.
De Raad concludeerde dat de eerdere besluiten van verweerder standhielden en dat het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.