ECLI:NL:CRVB:2014:675
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- R. Kooper
- B.J. van de Griend
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om erkenning als vervolgde onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1940 in het voormalig Nederlands-Indië, een aanvraag ingediend om erkend te worden als vervolgde onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). De aanvraag, ingediend in oktober 2011, was gericht op het verkrijgen van een periodieke uitkering en bijzondere voorzieningen. Appellant stelde dat zijn gezin tijdens de Japanse bezetting onder huisarrest heeft gestaan, maar de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder) heeft de aanvraag afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat niet kon worden vastgesteld dat appellant vrijheidsberoving in de zin van de Wuv had ondergaan, aangezien hij niet verbleef op een locatie waar sprake was van bewaking van enige omvang.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 20 februari 2014 uitspraak gedaan in deze zaak. Tijdens de zitting op 9 januari 2014 heeft mr. J.C.M. van Berkel, advocaat van appellant, het beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 23 februari 2012. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en werd vertegenwoordigd door mr. C. Vooijs. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen.
De Raad concludeert dat er wel sprake was van enige vorm van vrijheidsbeperking, maar niet van een situatie die gelijkgesteld kan worden aan internering. Appellant en zijn gezin verbleven op een rijstpellerij, waar de vader door de Japanners verplicht werd te werken. Hoewel er controle was door gewapende soldaten, was er geen bewijs van permanente bewaking en had appellant een zekere bewegingsvrijheid. De Raad oordeelt dat de situatie van appellant niet kan worden aangemerkt als vervolging in de zin van de Wuv, en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.