ECLI:NL:CRVB:2014:659
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.J.M. Heijs
- J.Th. Wolleswinkel
- C.H. Bangma
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de intrekking van de persoonlijke prestatietoelage en ontslag wegens ongeschiktheid van een ambtenaar
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de intrekking van de persoonlijke prestatietoelage (PPT) van appellant en het ontslag wegens ongeschiktheid. Appellant, werkzaam bij de gemeente Oud-Beijerland, was sinds 1 januari 2008 in vaste dienst en ontving een PPT van 10% van zijn bruto maandsalaris, afhankelijk van zijn functioneren. Na een beoordeling in 2008, waarbij zijn functioneren als voldoende werd beoordeeld, werd zijn PPT verlaagd naar 5% en kreeg hij een arbeidsmarkttoeslag. In 2009 meldde appellant zich ziek en werd hij later gedetacheerd bij een andere gemeente. Na zijn re-integratie in 2010 werd zijn functioneren opnieuw beoordeeld, maar deze beoordeling leidde tot een intrekking van de PPT en uiteindelijk tot ontslag wegens onbekwaamheid.
De rechtbank verklaarde de beroepen tegen de besluiten van het college ongegrond, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde anders. De Raad stelde vast dat de beoordeling van appellant niet correct was, omdat deze niet de feitelijk verrichte werkzaamheden weerspiegelde. De Raad verwierp de argumenten van het college over de ongeschiktheid van appellant, aangezien hij nooit had geweigerd zijn functie uit te oefenen en er geen objectieve redenen waren voor de conclusie van ongeschiktheid. De Raad vernietigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en verklaarde de beroepen gegrond, waarbij het college werd veroordeeld in de kosten van de rechtsbijstand van appellant.
De uitspraak benadrukt het belang van een correcte beoordeling van ambtenaren en de noodzaak om de feitelijke werkzaamheden in aanmerking te nemen bij het vaststellen van ongeschiktheid. De Raad herroept de besluiten van het college en bepaalt dat de eerdere besluiten niet herstelbaar zijn, wat leidt tot een herziening van de situatie van appellant.