ECLI:NL:CRVB:2014:657

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 februari 2014
Publicatiedatum
28 februari 2014
Zaaknummer
12-3963 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Korting op bezoldiging na langdurige ziekte van ambtenaar

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo. De appellante, werkzaam als hulpassistente bij de H.G. Blijdensteinstichting Openbare Bibliotheek voor Enschede, was sinds 6 september 2010 langdurig ziek. De Stichting had op 7 oktober 2010 een korting van 25% op haar bezoldiging toegepast, omdat zij langer dan twaalf maanden ziek was. Dit besluit werd door de Stichting in een later besluit van 13 april 2011 bevestigd, wat leidde tot het hoger beroep van de appellante.

De rechtbank had het beroep van de appellante tegen het besluit van de Stichting ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de Stichting voldoende re-integratie-inspanningen had verricht en dat de korting op de bezoldiging in overeenstemming was met de Enschedese Arbeidsvoorwaardenregeling (EAR). De Raad oordeelde dat de appellante niet kon worden gevolgd in haar standpunt dat haar ten onrechte geen passende werkzaamheden waren aangeboden. De Raad bevestigde dat de EAR dwingendrechtelijk voorschrijft dat bij langdurige ziekte na twaalf maanden een korting op de bezoldiging kan worden toegepast, tenzij er sprake is van uitzonderingssituaties die in de regeling zijn opgenomen.

De Raad concludeerde dat de Stichting terecht de korting had toegepast en dat het hoger beroep van de appellante niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, waarbij de Raad geen aanleiding zag voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/3963 AW
Datum uitspraak: 27 februari 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 6 juni 2012, 11/529 en 11/659 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
H.G. Blijdensteinstichting Openbare Bibliotheek voor Enschede (de Stichting)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E.L.G.M. Boumans hoger beroep ingesteld.
De Stichting heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 januari 2014. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. W.J. Wijers. De Stichting heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. J. Höfte-Nijen Twilhaar, Y.H. Huibertse en G.A.M. Kocx.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellante is op 1 juli 1975 in dienst getreden van de Stichting in de functie van hulpassistente.
1.2. Omdat appellante op 6 september 2010 langer dan twaalf maanden ziek was, heeft de Stichting bij besluit van 7 oktober 2010 vanaf 6 september 2010 een korting van 25% toegepast op de bezoldiging van de ziekte-uren.
1.3. Bij besluit van 13 april 2011 (bestreden besluit) heeft de Stichting het bezwaar tegen het besluit van 7 oktober 2010 ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank allereerst overwogen, onder vermelding van de door de Stichting gepleegde re-integratie-inspanningen, dat appellante niet kan worden gevolgd in haar standpunt dat haar ten onrechte geen passende werkzaamheden zijn aangeboden. Vervolgens heeft de rechtbank overwogen dat artikel 7:3, derde lid, van de Enschedese Arbeidsvoorwaardenregeling (EAR), waarop de korting is gebaseerd, een imperatief voorschrift is, waarvan ingevolge het veertiende lid slechts in geval van een terminale ziekte kan worden afgeweken. Daarvan is hier geen sprake. Nu appellante vanaf 31 augustus 2009 bij voortduring ziek is geweest en van volledig herstel nimmer sprake is geweest, heeft de Stichting naar het oordeel van de rechtbank met ingang van 6 september 2010 terecht een korting van 25% toegepast.
3.
Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de opgelegde korting van 25% verzet op de grond dat de Stichting in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld door vanaf het begin van de ziekte te weigeren om haar passende werkzaamheden aan te bieden.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 7:3, eerste lid, van de EAR heeft de ambtenaar bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek vanaf de eerste dag van die ongeschiktheid gedurende de eerste zes maanden recht op doorbetaling van zijn volledige bezoldiging.
4.2.
Ingevolge artikel 7:3, derde lid, van de EAR heeft de ambtenaar bij voortduring van deze ongeschiktheid na twaalf maanden gedurende de dertiende tot en met de vierentwintigste maand recht op doorbetaling van 75% van zijn bezoldiging. In artikel 7:3, zevende en veertiende lid, van de EAR zijn de voorwaarden weergegeven waarin, in afwijking van het derde lid, toch recht bestaat op doorbetaling van de volledige bezoldiging.
4.3.
Appellante erkent dat zij op 6 september 2010 langer dan twaalf maanden arbeidsongeschikt was wegens ziekte en dat de uitzonderingssituaties van artikel 7:3, zevende en veertiende lid, van de EAR zich in haar geval niet voordoen.
4.4.
Anders dan appellante is de Raad van oordeel dat buiten de uitzonderingssituaties van artikel 7:3, zevende en veertiende lid, van de EAR, geen afwijking mogelijk is van de dwingendrechtelijk voorgeschreven bezoldigingsregel van artikel 7:3, derde lid, van de EAR. Het beroep van appellante op het zorgvuldigheidsbeginsel faalt derhalve. Het betoog van appellante dat de Stichting vanaf het begin van haar ziekte ten onrechte heeft geweigerd haar passende werkzaamheden aan te bieden, kan dan ook buiten bespreking blijven.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, met verbetering van gronden dient te worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en
C.H. Bangma als leden, in tegenwoordigheid van S.K. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2014.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) S.K. Dekker

HD