ECLI:NL:CRVB:2014:640
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de Ziektewet-uitkering van een appellant met psychische klachten
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van een appellant die zich ziek had gemeld met psychische klachten. De appellant, voorheen werkzaam als productiemedewerker, had zich per 25 januari 2012 ziek gemeld. Na een onderzoek door een verzekeringsarts op 26 maart 2012, werd geconcludeerd dat de appellant per 1 juni 2012 weer geschikt was voor zijn werk. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde daarop de uitkering. De appellant ging in bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarna de appellant in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 23 december 2013 heeft de appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. Hij voerde aan dat zijn psychische klachten deelname aan het arbeidsproces onmogelijk maakten. Ter onderbouwing overhandigde hij informatie van zijn psychiater, die een ernstige depressieve stoornis had vastgesteld. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig hadden gehandeld en dat er geen aanleiding was om de beëindiging van de uitkering te herzien. De Raad concludeerde dat de psychische klachten van de appellant niet zodanig waren dat hij niet kon werken, en dat werk zelfs herstel bevorderend kon zijn.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv op goede gronden de Ziektewet-uitkering van de appellant had beëindigd. De verzoeken van de appellant om een onafhankelijke psychiater te benoemen werden afgewezen, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gedaan op 21 februari 2014.