ECLI:NL:CRVB:2014:629

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 februari 2014
Publicatiedatum
27 februari 2014
Zaaknummer
12-2536 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift in WAO-zaak

In deze zaak heeft appellante, woonachtig in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 maart 2012, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had eerder, op 27 juli 2012, het bezwaar van appellante tegen een besluit van 30 november 2010 niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit betrof de toekenning van een WAO-uitkering voor de periode van 11 maart 1999 tot en met mei 2002, gerelateerd aan de overleden echtgenoot van appellante.

De rechtbank oordeelde dat appellante met een brief van 3 mei 2011 de intentie had om bezwaar te maken tegen het besluit van 30 november 2010. Echter, het Uwv had deze brief buiten de geldende bezwaartermijn ontvangen, waardoor het bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard. Appellante stelde dat zij wegens ziekte niet binnen de termijn kon reageren, maar deze claim werd niet onderbouwd.

De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe, wezenlijk andere gezichtspunten naar voren waren gebracht in het hoger beroep. De termijnoverschrijding werd niet als verontschuldigbaar beschouwd, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 februari 2014.

Uitspraak

12/2536 WAO
Datum uitspraak: 21 februari 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
27 maart 2012, 11/4116 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 december 2013. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer.

OVERWEGINGEN

1.1. Voor een meer uitgebreide weergave van de voor dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
1.2. Bij besluit van 27 juli 2012 heeft het Uwv het door appellante tegen het besluit van
30 november 2010 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
2.
Het door appellante tegen het besluit van 27 juli 2012 ingestelde beroep is bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat appellante met haar brief van 3 mei 2011 de intentie heeft gehad om bezwaar te maken tegen een besluit dat betrekking heeft op de toekenning van de WAO-uitkering van haar overleden man over de periode van 11 maart 1999 tot en met mei 2002. Het laatste besluit dat het Uwv heeft genomen ten aanzien van deze uitkering is het besluit van 30 november 2010. Nu appellante deze intentie in haar beroepschrift heeft bevestigd, heeft het Uwv de brief van appellante van 3 mei 2011 terecht aangemerkt als bezwaarschrift tegen het besluit van
30 november 2010. Voorts is overwogen dat het bezwaarschrift buiten de voor dit besluit geldende bezwaartermijn is ingediend en dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen aanleiding bestond appellante deze termijnoverschrijding niet tegen te werpen.
3.1.
De Raad kan zich geheel verenigen met de conclusie van de rechtbank en de overwegingen die de rechtbank daaraan ten grondslag heeft gelegd. In hoger beroep zijn geen wezenlijk andere gezichtspunten naar voren gebracht als eerder in de procedure. Dat appellante wegens ziekte niet binnen de bezwaartermijn kon reageren is op geen enkele wijze onderbouwd, zodat dit geen verontschuldigbare termijnoverschrijding oplevert.
3.2.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2014.
(getekend) J.S. van der Kolk
(getekend) I.J. Penning

HD