ECLI:NL:CRVB:2014:627
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ziekengeld en geschiktheid voor arbeid na depressieve klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die als (directie)secretaresse werkte, had zich ziek gemeld vanwege depressieve klachten en ontving een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde haar uitkering per 20 september 2011, omdat zij weer geschikt werd geacht voor haar arbeid. Appellante ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad.
De Raad oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek dat aan de besluitvorming ten grondslag lag zorgvuldig was uitgevoerd. De bezwaarverzekeringsarts had in haar rapport van 29 november 2011 de gegevens van Riagg en het Erasmus MC geanalyseerd en geconcludeerd dat er op de datum in geding geen sprake was van een beginnend dementieel beeld. Appellante had in hoger beroep opnieuw gewezen op haar concentratie- en geheugenproblemen, maar de Raad onderschreef de eerdere conclusies van de rechtbank en het Uwv. De Raad vond geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen, aangezien de medische onderzoeken zorgvuldig waren uitgevoerd en de conclusies konden worden gedragen.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellante ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek in zaken rondom arbeidsongeschiktheid en de beoordeling van geschiktheid voor arbeid na ziekte.