ECLI:NL:CRVB:2014:619

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 februari 2014
Publicatiedatum
26 februari 2014
Zaaknummer
13-747 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaging van bijstand wegens niet verschijnen bij taalcursus

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant, die samen met zijn echtgenote bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had zich niet tijdig afgemeld voor een taalcursus bij Capabel. Dit leidde tot een verlaging van zijn bijstandsuitkering met 100% gedurende een maand. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant op 31 januari 2012 en 1 februari 2012 zonder bericht niet bij Capabel is verschenen, wat als recidive werd beschouwd omdat hij eerder al een waarschuwing had gekregen voor vergelijkbaar gedrag. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, en de appellant ging hiertegen in hoger beroep.

Tijdens de zitting op 14 januari 2014 heeft de advocaat van de appellant, mr. M.P. de Witte, aangevoerd dat de verzuimregistratie van Capabel niet volledig betrouwbaar is. De Raad heeft echter geoordeeld dat het college terecht heeft vertrouwd op de gegevens van Capabel, die bevestigden dat de appellant zonder bericht niet was verschenen. De Raad heeft ook opgemerkt dat de appellant op 1 februari 2012 zich wel correct had afgemeld, maar dat dit niet afdoet aan de eerdere verzuimen.

De Raad concludeert dat de opgelegde maatregel van 100% verlaging van de bijstand gedurende een maand in overeenstemming is met de Maatregelverordening Inkomensvoorzieningen en dat er geen reden is om de maatregel te matigen. Het hoger beroep van de appellant is dan ook afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13/747 WWB
Datum uitspraak: 25 februari 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van
30 januari 2013, 12/5040 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.P. de Witte, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2014. Namens appellant is verschenen, mr. De Witte. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Vukovic.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt samen met zijn echtgenote met ingang van 1 november 2011 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor gehuwden.
1.2.
Appellant volgt vanaf 24 oktober 2011 een taalcursus bij Capabel Taal (Capabel). Met appellant is afgesproken dat hij zich bij verhindering dagelijks afmeldt bij Capabel.
1.3.
Capabel heeft aan Werkplein gemeld dat appellant zonder bericht niet is verschenen op 13, 14 en 15 december 2011. Bij besluit van 5 januari 2012, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 26 maart 2012, heeft het college bij wijze van maatregel de bijstand van appellant met ingang van 1 februari 2012 met 30% verlaagd gedurende een maand, op de grond dat appellant zonder bericht niet is verschenen bij Capabel. Tegen dit besluit heeft appellant geen rechtsmiddel aangewend.
1.4.
Capabel heeft aan Werkplein gemeld dat appellant, op 31 januari 2012 zonder bericht op
1 februari 2012 met bericht en op 2 februari 2012, zonder bericht niet is verschenen.
Appellant is daarna twee keer door Werkplein voor een hoor-/wederhoorgesprek uitgenodigd op 16 februari 2012 en 27 februari 2012, waar hij niet is verschenen.
1.5.
Bij besluit van 5 maart 2012 heeft het college bij wijze van maatregel de bijstand van appellant en zijn echtgenote met ingang van 1 april 2012 met 100% verlaagd gedurende een maand. Het college heeft overwogen dat appellant op 31 januari 2012 en 1 februari 2012 zonder bericht niet bij Capabel is verschenen. Voorts is sprake van recidive, omdat appellant zich binnen twaalf maanden opnieuw verwijtbaar heeft gedragen.
1.6.
Bij besluit van 29 mei 2012 (bestreden besluit), heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 5 maart 2012 ongegrond verklaard. Het college heeft overwogen dat appellant op 31 januari 2012 en 2 februari 2012, beide keren zonder bericht, en op 1 februari 2012 met bericht niet bij Capabel is verschenen.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft, samengevat, aangevoerd dat de verzuimregistratie van Capabel niet volledig betrouwbaar is en dat het college in het besluit van 5 maart 2012 ten onrechte heeft aangegeven dat hij zich op 1 februari 2012 niet bij Capabel heeft afgemeld. Appellant wijst op vergelijkbare gebeurtenissen in april 2012, waarin wederom een maatregel dreigde, omdat hij volgens Capabel niet zou hebben afgebeld. Uiteindelijk bleek dit op onjuiste informatie van Capabel te berusten.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In beginsel mag het college uitgaan van de betrouwbaarheid van het verzuimsysteem van Capabel en van de juistheid van de daarin opgenomen gegevens, zoals ook de rechtbank met juistheid heeft overwogen. Verzuimconsulent [E.] heeft bij e-mailbericht van 24 mei 2012, na controle van het verzuimsysteem en na overleg met de docent van appellant, desgevraagd aan het Werkplein nogmaals bevestigd dat appellant, zonder bericht, niet is verschenen op 31 januari 2012 en 2 februari 2012. Op 1 februari 2012 heeft appellant zich wel correct afgemeld, zoals het college in het bestreden besluit tot uitgangspunt heeft genomen. Appellant is dus tweemaal zonder bericht niet verschenen bij Capabel. Wat appellant heeft gesteld over de (on)betrouwbaarheid van de verzuimregistratie door Capabel met betrekking tot de gebeurtenissen in april 2012, leidt niet tot een ander oordeel, nu het college nog eens expliciet navraag heeft gedaan bij Capabel. Hieruit vloeit voort dat het college op grond van artikel 18, tweede lid, van de WWB gehouden was de bijstand van appellant en zijn echtgenote overeenkomstig de Maatregelverordening Inkomensvoorzieningen (Maatregelverordening) te verlagen.
4.2.
Appellant heeft niet betwist dat de door het college opgelegde verlaging van 100% gedurende een maand in overeenstemming is met de Maatregelverordening. Onder de gegeven omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat iedere verwijtbaarheid bij appellant ontbreekt. In wat appellant heeft aangevoerd wordt geen grond gezien voor het oordeel dat de maatregel, gelet op de ernst van de gedraging, de mate waarin appellant die gedraging kan worden verweten en de omstandigheid waarin hij verkeert, dient te worden gematigd.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt, dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van E.H. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2014.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) E.H. Heemsbergen
HD