In deze zaak heeft appellante, die wegens rugklachten op 24 april 2009 uitviel voor haar werk als orderpicker, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante geen recht had op een uitkering op grond van de Wet WIA, omdat zij met ingang van 22 april 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het Uwv had dit besluit genomen op 4 maart 2011, en het bezwaar van appellante tegen dit besluit was ongegrond verklaard op 31 oktober 2011.
Tijdens de zitting op 10 januari 2014 is appellante niet verschenen, terwijl het Uwv zich liet vertegenwoordigen door mr. M.J.H.H. Fuchs. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak overwogen dat de beschikbare medische gegevens geen aanleiding gaven om het oordeel van de verzekeringsartsen over de medische beperkingen van appellante in twijfel te trekken. De rechtbank concludeerde dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende had toegelicht dat de geduide functies geschikt waren voor appellante.
In hoger beroep heeft appellante opnieuw aangevoerd dat het bestreden besluit een juiste medische en arbeidskundige grondslag ontbeert. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat de rechtbank met juistheid had overwogen dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende zorgvuldig en volledig was geweest. De Raad bevestigde dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende rekening had gehouden met de medische beperkingen van appellante en dat er geen nieuwe medische gegevens waren overgelegd die aanleiding gaven tot twijfel aan het oordeel van de bezwaarverzekeringsarts.
De Raad concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren om het oordeel van de bezwaararbeidsdeskundige te betwisten en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.