ECLI:NL:CRVB:2014:591
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geen recht op uitkering op grond van de Wet WIA; beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor geduide functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond. De appellant, die jarenlang als opticien heeft gewerkt, had zich ziek gemeld en verzocht om een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant op de datum in geding, 10 mei 2011, minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en had zijn verzoek om uitkering afgewezen. De rechtbank had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld, waarin hij stelde dat zijn beperkingen waren onderschat en dat hij niet in staat was de geduide functies te verrichten. Appellant had nadere medische informatie ingediend van verschillende specialisten, maar de Raad concludeerde dat deze informatie niet leidde tot de conclusie dat de beperkingen door het Uwv waren onderschat. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de verzekeringsgeneeskundige advisering voldeed aan de eisen en dat de klachten van appellant adequaat waren beoordeeld.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant, gezien zijn opleidingsniveau en de aard van de geduide functies, geschikt was voor deze functies. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.