ECLI:NL:CRVB:2014:543
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- J.Th. Wolleswinkel
- B. Barentsen
- Rechtspraak.nl
Ontslag van een ambtenaar met een tijdelijke aanstelling voor onbepaalde tijd in het kader van bezuinigingsmaatregelen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een ambtenaar die in tijdelijke dienst was aangesteld voor onbepaalde tijd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat aan deze ambtenaar op redelijke gronden ontslag kan worden verleend, in dit geval vanwege noodzakelijke bezuinigingsmaatregelen. De appellant was oorspronkelijk aangesteld tot 15 september 2009, maar zijn dienstverband werd feitelijk voortgezet zonder nieuwe aanstelling. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam beëindigde het tijdelijke dienstverband per 1 oktober 2011, wat door de rechtbank als ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de bezuinigingsmaatregelen een redelijke grond voor ontslag vormden, en verwierp de argumenten van de appellant die zich beriep op Europese richtlijnen en het Sociaal Statuut 2010. De Centrale Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat de appellant niet onder de werkingssfeer van het SSR 2010 valt. De Raad benadrukt dat de situatie van de appellant wezenlijk verschilt van die van ambtenaren met een tijdelijke aanstelling voor bepaalde tijd, en dat de bezuinigingsmaatregelen legitiem waren. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak zonder proceskostenveroordeling.