ECLI:NL:CRVB:2014:533

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 februari 2014
Publicatiedatum
20 februari 2014
Zaaknummer
13-195 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake functieonderhoud binnen de Politiewet 2012

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 28 november 2012, waarin het beroep van appellant tegen het besluit van de korpschef van politie ongegrond werd verklaard. Appellant, werkzaam als [naam functie] bij de voormalige politieregio [naam politieregio A.], had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van zijn uitgangspositie in het kader van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). De korpschef had op 28 oktober 2011 een aanvraag voor functieonderhoud van appellant gehonoreerd, maar appellant was van mening dat de aangepaste functiebeschrijving niet adequaat zijn verantwoordelijkheden weergaf.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 20 februari 2014 geoordeeld dat de operationele verantwoordelijkheden van appellant in de functiebeschrijving voldoende zijn beschreven. De Raad concludeert dat de toevoegingen aan de functiebeschrijving, die betrekking hebben op de verantwoordelijkheden van appellant, niet van wezenlijke betekenis zijn en dat de eindverantwoordelijkheid voor het beheer van metagegevens bij de informatiemanager ligt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt.

De uitspraak benadrukt het belang van een correcte weergave van verantwoordelijkheden in functiebeschrijvingen binnen de politieorganisatie, maar stelt ook dat niet elke toevoeging aan de functiebeschrijving leidt tot een onjuiste weergave van de kerntaken van de ambtenaar. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

13/195 AW
Datum uitspraak: 20 februari 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van
28 november 2012, 12-2416 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Ingevolge artikel 5 van de Wet van 12 juli 2012 tot invoering van de Politiewet 2012 en aanpassing van overige wetten aan die wet (Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 2012, Stb. 2012, 316) is in dit geschil de korpschef in de plaats getreden van de korpsbeheerder van de politieregio Zaanstreek-Waterland, ten name van wie het geding aanvankelijk is gevoerd. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van de korpschef, wordt daaronder in voorkomend geval (mede) de korpsbeheerder verstaan.
Namens appellant heeft mr. T.A. van Helvoort hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 januari 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van Helvoort. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.M.A.C. Theunissen.

OVERWEGINGEN

1.1. In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008-2010 is onder meer afgesproken dat voor de sector Politie landelijk een nieuw functiegebouw zal gaan gelden. Er is een stelsel van ongeveer 100 organieke functies met daarbij behorende functiebenamingen ontwikkeld, voorzien van een waardering per organieke functie. Op basis van matching wordt een vertaalslag gemaakt van de oude naar de nieuwe functies, inclusief de bijbehorende waardering. Dit geheel wordt aangeduid als het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). Invoering van het LFNP geschiedt in twee stappen. De eerste stap is de vaststelling van de uitgangspositie(s) van de ambtenaar in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011. In dit verband worden de uitgangspositie(s) omschreven als: de functie(s) en in samenhang daarmee de functiebeschrijving(en) en/of de schriftelijk opgedragen werkzaamheden en/of bijzondere situaties (zoals outplacement) van een ambtenaar op enig moment vanaf 31 december 2009, zoals vastgelegd in een besluit of in besluiten. Met het oog op het bepalen van de uitgangspositie(s) wordt aan alle ambtenaren een voorgenomen besluit uitgangspositie(s) gezonden. Daarin wordt onder meer gewezen op de mogelijkheid om eenmalig functieonderhoud aan te vragen op de wijze zoals omschreven in artikel 3 van de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp). Toegekend functieonderhoud is van invloed op de uitgangspositie. De tweede stap is de feitelijke matching van de uitgangspositie(s) van de ambtenaar met een functie uit het LFNP.
1.2. Appellant is werkzaam geweest als [naam functie] bij de voormalige politieregio [naam politieregio A.]. In april 2011 heeft de korpschef aan appellant het voornemen kenbaar gemaakt om de uitgangspositie in het kader van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie te bepalen op [naam functie]. Appellant heeft schriftelijk bedenkingen tegen dit voornemen geuit en tevens een aanvraag gedaan om functieonderhoud.
1.3. Bij besluit van 28 oktober 2011 heeft de korpschef deze aanvraag gehonoreerd. Bij dat besluit is een - in overleg met appellant - aangepaste functiebeschrijving gevoegd. De toevoegingen hebben betrekking op hoofdtaken van de [naam functie] op het gebied van programmering en advisering.
1.4. Appellant heeft tegen het besluit van 28 oktober 2011 bezwaar gemaakt omdat hij in de aangepaste functiebeschrijving de verantwoordelijkheden mist die hij heeft ten aanzien van de door hem uit te voeren werkzaamheden. Bij besluit van 10 april 2012 (bestreden besluit) heeft de korpschef het bezwaar ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
In hoger beroep heeft appellant de juistheid van die uitspraak op de hierna te bespreken gronden bestreden.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Bij het functieonderhoud gaat het om de vraag of de feitelijk aan appellant opgedragen werkzaamheden gedurende langere tijd wezenlijk afwijken van de organieke functiebeschrijving. De korpschef heeft in de aanvraag om functieonderhoud van appellant aanleiding gevonden om functieonderhoud toe te passen. Het geschil in hoger beroep spitst zich toe op de vraag of in de aangepaste functiebeschrijving de verantwoordelijkheden die behoren bij de feitelijk aan appellant opgedragen werkzaamheden adequaat tot uitdrukking zijn gebracht.
4.2.
Met de rechtbank en anders dan appellant heeft aangevoerd, wordt geoordeeld dat de operationele verantwoordelijkheden van appellant in de functiebeschrijving voldoende zijn beschreven. In hetgeen onder de kopjes ‘functioneel beheer’ en ‘verantwoordelijkheden’ is vermeld komt in voldoende mate tot uitdrukking dat appellant voor de door hem verrichte taken zelfstandig operationeel verantwoordelijk is.
4.3.
Bij één onderdeel van de hoofdtaak functioneel beheer, te weten het beheer van metagegevens van bedrijfsapplicaties, is toegevoegd dat appellant dit onder verantwoordelijkheid van de informatiemanager doet. Appellant heeft niet bestreden dat deze toevoeging op zichzelf correct is en dat hij deze werkzaamheden weliswaar zelfstandig uitvoert, maar de informatiemanager hiervoor de eindverantwoordelijkheid draagt. Hij meent echter dat deze toevoeging achterwege had behoren te blijven, onder meer omdat die niet voorkomt in de beschrijving van een andere functie waarin eveneens onder de informatiemanager wordt gewerkt en omdat de wijze waarop verantwoordelijkheden zijn beschreven zwaar weegt bij de waardering van de functie. Zoals de gemachtigde van de korpschef ter zitting van de Raad heeft aangegeven, is de gewraakte toevoeging niet van wezenlijke betekenis, omdat ook zonder die toevoeging duidelijk is dat de eindverantwoordelijkheid voor het algemeen beheer van metagegevens van bedrijfsapplicaties en regionale applicaties bij de informatiemanager berust. Dit gegeven vormt echter onvoldoende grond om appellant te volgen in zijn opvatting dat de functiebeschrijving als gevolg van meergenoemde toevoeging geen deugdelijke en consistente weergave is van zijn kerntaken en verantwoordelijkheden en dat deze daarom achterwege had behoren te blijven.
4.4.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en
J.Th. Wolleswinkel en B. Barentsen als leden, in tegenwoordigheid van B. Rikhof als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2014.
(getekend) N.J. van Vulpen-Grootjans
(getekend) B. Rikhof

HD