ECLI:NL:CRVB:2014:483
Centrale Raad van Beroep
- Herziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening ex artikel 8:119 Awb met betrekking tot kwijtschelding van een vordering op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 februari 2014 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad. Het verzoeker, die in deze procedure werd aangeduid als [Verzoeker], had verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 9 april 2013, waarin zijn verzoek om kwijtschelding van een vordering op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz) was afgewezen. De verzoeker stelde dat hij, gezien zijn omstandigheden en de wet, in aanmerking zou moeten komen voor kwijtschelding van zijn schuld. Hij voerde aan dat hem was verteld dat hij de ontvangen uitkering op grond van het Bbz niet zou hoeven terugbetalen. Ter ondersteuning van zijn verzoek overhandigde hij documenten die zijn financiële situatie en lichamelijke klachten aantoonden.
De Centrale Raad van Beroep overwoog echter dat de feiten en omstandigheden die de verzoeker aanvoerde, reeds aan de orde waren geweest in de eerdere procedure. De Raad benadrukte dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak. De Raad concludeerde dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldeden aan de criteria van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en wees het verzoek om herziening af. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat dit niet aan de orde kon komen in het kader van een herzieningsverzoek. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak werd gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van T.A. Meijering als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 11 februari 2014.