ECLI:NL:CRVB:2014:479
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum bijstandsuitkering en terugwerkende kracht bij aanvraag
In deze zaak gaat het om de ingangsdatum van een bijstandsuitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante, die bijstand ontving, had haar bijstand op 8 november 2011 ingetrokken gekregen omdat zij langer dan toegestaan in het buitenland verbleef. Na terugkomst in Nederland heeft zij op 25 januari 2012 opnieuw bijstand aangevraagd, maar het college van burgemeester en wethouders van Wageningen heeft deze aanvraag pas met ingang van die datum goedgekeurd. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze ingangsdatum en stelde dat er bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat haar bijstand met terugwerkende kracht verleend moest worden tot 20 december 2011, de datum van een brief die zij aan het college had gestuurd. Het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard, wat door de rechtbank werd bevestigd.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat het college haar had moeten attenderen op de noodzaak om zich te melden bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) na haar terugkeer in Nederland. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat de bijstand eerder dan de meldingsdatum op 25 januari 2012 zou ingaan. De Raad heeft vastgesteld dat appellante zelf verantwoordelijk was voor het indienen van een aanvraag om bijstand na haar terugkomst en dat de brief niet als een aanvraag kon worden aangemerkt. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.