ECLI:NL:CRVB:2014:462
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M. Hillen
- M. Sahin
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidsrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die als gevolg van een bedrijfsongeval arbeidsongeschikt is verklaard, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Dit besluit verklaarde zijn bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De appellant ontving sinds 1 mei 2012 een loonaanvullingsuitkering en sinds 15 mei 2012 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB).
De Raad heeft vastgesteld dat het bezwaar van de appellant op 15 augustus 2012 was ingediend, terwijl de bezwaartermijn al was verstreken. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellant niet had aangetoond dat hij door zijn ziekte niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, maar de Raad oordeelde dat de gronden van het hoger beroep in essentie gelijk waren aan die in de beroepsfase. De rechtbank had de bewijslast terecht bij de appellant gelegd, en hij had geen nieuwe redenen aangevoerd die de eerdere beslissing konden ondermijnen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door voorzitter M. Hillen en griffier M. Sahin, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.