ECLI:NL:CRVB:2014:450

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 februari 2014
Publicatiedatum
18 februari 2014
Zaaknummer
12-4655 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning langdurigheidstoeslag en toetsing aan wettelijke maatstaven

In deze zaak gaat het om de toekenning van een langdurigheidstoeslag aan appellante, die bijstandsverlening ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante heeft in de jaren 2004 tot en met 2008 een aanvraag ingediend voor een langdurigheidstoeslag, maar deze aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden die vóór 1 januari 2009 golden, omdat zij in de referteperiode van 60 maanden voorafgaand aan de peildata inkomsten uit arbeid had ontvangen. De rechtbank Arnhem verklaarde het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 18 februari 2014 behandeld. Tijdens de zitting op 17 december 2013 was appellante niet verschenen, maar het college werd vertegenwoordigd door twee advocaten. De Raad heeft vastgesteld dat de aanvraag om langdurigheidstoeslag moet worden getoetst aan de wettelijke maatstaven die golden op het moment van indiening van de aanvraag. Appellante stelde dat het college in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel had gehandeld door de aanvraag te toetsen aan de voorwaarden die golden vóór 1 januari 2009.

De Raad oordeelde dat het oude recht van toepassing blijft op aanvragen om langdurigheidstoeslag die betrekking hebben op rechten die vóór 2009 zijn ontstaan. De Raad bevestigde dat appellante in de jaren in geding niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

12/4655 WWB
Datum uitspraak: 18 februari 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 10 juli 2012, 12/944 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A. Kiliç-Sahin, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2013. Appellante is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F. de Roder en
mr. N.C. Vlaskamp.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten
en omstandigheden.
1.1.
Appellante ontving van januari 2001 tot en met 2 december 2002 inkomsten uit arbeid en van 3 december 2002 tot en met 23 maart 2006 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Zij ontvangt sinds 24 maart 2006 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).
1.2.
Op 16 november 2011 heeft appellante een aanvraag gedaan om een langdurigheidstoeslag over 2009 en over de jaren daarvoor. Bij besluit van 15 december 2011 heeft het college appellante een langdurigheidstoeslag toegekend over 2009. Bij besluit van dezelfde datum, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 20 januari 2012 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag om langdurigheidstoeslag over de jaren 2004 tot en met 2008 afgewezen. Aan het bestreden besluit ligt, samengevat, ten grondslag dat appellante niet heeft voldaan aan de vóór 1 januari 2009 in artikel 36, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB gestelde voorwaarde, omdat zij in de referteperiode van 60 maanden voorafgaand aan de peildata inkomsten uit of in verband met arbeid heeft ontvangen.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellante heeft in hoger beroep het volgende aangevoerd. De aanvraag om langdurigheidstoeslag over de jaren 2004 tot en met 2008 dient te worden getoetst aan de wettelijke maatstaven die golden op het moment van indiening van de aanvraag. Van belang hierbij is dat deze maatstaven zijn vermeld in het afwijzingsbesluit van 15 december 2011 en ook op de website van de gemeente Nijmegen. Door de aanvraag te toetsen aan de wettelijke maatstaven die van toepassing waren vóór 1 januari 2009, heeft het college gehandeld in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Indien wordt getoetst aan het bepaalde in artikel 36, eerste lid, van de WWB, zoals deze bepaling luidde ten tijde van het indienen van de aanvraag, komt appellante in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag over 2004 tot en met 2008.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling, waarbij hij voor het wettelijk kader verwijst naar de aangevallen uitspraak.
4.1.
Zoals de Raad eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 november 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY4757), blijft op aanvragen om langdurigheidstoeslag gedaan in 2009 of later, die betrekking hebben op een recht op langdurigheidstoeslag dat is ontstaan vóór 2009, het oude recht van toepassing. Dat in het afwijzingsbesluit en op de website van de gemeente Nijmegen uitsluitend de voorwaarden staan vermeld die zijn opgenomen in artikel 36, eerste lid, van de WWB, zoals deze bepaling luidde vanaf 1 januari 2009, doet er niet aan af dat het recht op langdurigheidstoeslag over de jaren 2004 tot en met 2008 moet worden beoordeeld aan de hand van het tot die datum geldende recht. Het college heeft dit in het bestreden besluit ook gedaan. Daarbij heeft het college de tekst van artikel 36, eerste lid, van de WWB weergegeven, zoals deze bepaling luidde in de jaren in geding, en vermeld waarom appellante in die jaren niet voldeed aan de toen geldende voorwaarde van artikel 36, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB. Van handelen in strijd met de door appellante genoemde beginselen is dan ook geen sprake.
4.2.
Vaststaat dat appellante in de jaren in geding niet heeft voldaan aan de vóór 1 januari 2009 in artikel 36, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB gestelde voorwaarde.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens als voorzitter en W.H. Bel en E.C.R. Schut als leden, in tegenwoordigheid van S.K. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2014.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) S.K. Dekker

HD