Uitspraak
mr. Z. Seyban.
OVERWEGINGEN
,door het Uwv ontvangen op 2 april 2012, heeft appellant gesteld dat hij op 5 januari 2012 een brief heeft geschreven, maar daar nog geen reactie op heeft gehad van het Uwv. Appellant heeft voorts gesteld dat het Uwv geen enkel argument heeft om de WAO-uitkering niet te betalen. De op 2 april 2012 ontvangen brief is door het Uwv aangemerkt als een bezwaarschrift tegen het besluit van 1 augustus 2011.
5 januari 2012 niet heeft kunnen aantonen en daarvan geen kopie heeft kunnen overleggen, zij niet anders kan concluderen dan dat er géén bezwaar is ingediend op of omstreeks
5 januari 2012. Voorts stelt de rechtbank vast dat het Uwv de (overigens foutief) op 5 januari 2012 gedateerde brief van appellant, welke aangetekend is verzonden op 30 maart 2012 en door het Uwv op 2 april 2012 is ontvangen, als bezwaarschrift heeft aangemerkt. Uitgaand van de ontvangst van het besluit van 1 augustus 2011 door appellant rond medio december 2011 is het bezwaarschrift naar het oordeel van de rechtbank te laat ingediend. Een verschoonbare termijnoverschrijding bij de indiening van dit bezwaarschrift is volgens de rechtbank gesteld noch gebleken.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
,in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 december 2014.