ECLI:NL:CRVB:2014:4386

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 december 2014
Publicatiedatum
24 december 2014
Zaaknummer
11-2513 AWBZ-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2014 uitspraak gedaan over de vergoeding van proceskosten in het hoger beroep. Appellant, Centrum Indicatiestelling Zorg, heeft zijn hoger beroep ingetrokken, waarna betrokkene verzocht om vergoeding van proceskosten tot een bedrag van € 6.258,05. Appellant heeft zich echter verzet tegen deze vergoeding. De Raad oordeelt dat de vergoeding van proceskosten enkel betrekking kan hebben op de fase van het hoger beroep, aangezien de rechtbank geen termen aanwezig heeft geacht voor een proceskostenveroordeling en betrokkene hiertegen geen hoger beroep heeft ingesteld.

De proceshandelingen in hoger beroep omvatten het indienen van een verweerschrift en het verschijnen op de zitting van 21 augustus 2013. De Raad volgt het standpunt van appellant dat er bij betrokkene geen sprake is van voor vergoeding in aanmerking komende kosten van rechtsbijstand, omdat er geen beroepsmatig verleende rechtsbijstand is geleverd zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Dit is het geval wanneer het verlenen van rechtsbijstand een vast onderdeel vormt van een duurzame, op inkomen gerichte taakuitoefening. Dit is niet gebleken bij betrokkene.

Wel is vastgesteld dat de proceshandelingen van mr. A.M. Slootweg en mr. G.H.A. Versluis voor vergoeding in aanmerking komen. De kosten van rechtsbijstand die betrokkene in hoger beroep heeft moeten maken, zijn vastgesteld op € 730,50 voor het bijwonen van de zitting van 21 augustus 2013 en de nadere zitting van 17 december 2014. De Raad heeft geen bijzondere omstandigheden gevonden om van de standaardvergoeding af te wijken, waardoor er geen ruimte is voor vergoeding van het meer of anders gevraagde. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen van de Raad.

Uitspraak

11/2513 AWBZ-PV
Datum uitspraak: 17 december 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 6 april 2011, 10/372 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
Centrum Indicatiestelling Zorg (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
Zitting heeft: H.C.P. Venema
Griffier: J.C. Hoogendoorn
Ter zitting zijn verschenen: mr. J.E. Koedood, namens appellant en mr. G.H.A. Versluis, namens betrokkene.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep veroordeelt appellant in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 730,50.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
1. Appellant heeft zijn hoger beroep ingetrokken. Betrokkene heeft verzocht om vergoeding van proceskosten tot een bedrag van in totaal € 6.258,05. Appellant heeft zich tegen vergoeding van proceskosten verzet.
2. De vergoeding van proceskosten kan hier alleen betrekking hebben op de fase van het hoger beroep aangezien de rechtbank geen termen aanwezig heeft geacht om tot een proceskostenveroordeling over te gaan en betrokkene hiertegen geen hoger beroep heeft ingesteld.
3. De proceshandelingen in hoger beroep bestaan uit het indienen van een verweerschrift door[naam], het verschijnen op de zitting van 21 augustus 2013 door
mr. A.M. Slootweg, advocaat, en op de nadere zitting van 17 december 2014 door
mr. Versluis, advocaat.
4. De Raad volgt appellant in zijn standpunt dat bij [naam] geen sprake is van voor vergoeding in aanmerking komende kosten van rechtsbijstand, omdat geen sprake is van beroepsmatig verleende rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Hiervan is sprake als het verlenen van rechtsbijstand voor de rechtsbijstandverlener een vast onderdeel vormt van een duurzame, op het vergaren van inkomen gerichte taakuitoefening, zie CRvB 3 april 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6213. Bij [naam] is hiervan niet gebleken.
5. Niet (langer) in geschil is dat de proceshandelingen van mr. Slootweg en mr. Versluis op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van het Bpb voor vergoeding in aanmerking komen.
6. Op grond van artikel 2, eerste lid, sub a, van het Bpb worden de kosten van rechtsbijstand die betrokkene in hoger beroep heeft moeten maken, vastgesteld op € 730,50 voor het bijwonen van de zitting van 21 augustus 2013 (1 punt) en het bijwonen van de nadere zitting van 17 december 2014 (0,50 punt). Van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Bpb om van artikel 2, eerste lid, sub a, van het Bpb af te wijken, is de Raad niet gebleken. Dit betekent dat voor vergoeding van het meer of anders gevraagde geen ruimte is.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) J.C. Hoogendoorn (getekend) H.C.P. Venema
nk