ECLI:NL:CRVB:2014:437
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid voor functies na medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De appellant, die een WAO-uitkering ontving, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn uitkering te herzien. De herziening was gebaseerd op een medisch onderzoek dat door verzekeringsartsen was uitgevoerd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die was opgesteld.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat het medisch onderzoek op een zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De rechtbank had geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsartsen, en het door appellant ingebrachte neuropsychologisch onderzoeksrapport leidde niet tot een ander oordeel. De Raad concludeerde dat de belasting in de voorgehouden functies de mogelijkheden van appellant niet overschrijdt en dat de herziening van de WAO-uitkering met ingang van 19 april 2010 terecht was.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn cognitieve beperkingen. De Raad oordeelde echter dat er geen nieuwe medische gegevens waren overgelegd die zouden kunnen aantonen dat appellant meer beperkingen had dan vastgesteld in de FML. Het hoger beroep werd dan ook afgewezen, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Tevens werd het verzoek tot schadevergoeding afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.