ECLI:NL:CRVB:2014:4366
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand en terugwerkende kracht in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmerliede en Spaarnwoude ongegrond heeft verklaard. Appellante had bijstand aangevraagd op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), maar haar bijstand was eerder ingetrokken omdat zij niet de gevraagde gegevens had verstrekt. Na een nieuwe aanvraag om bijstand, heeft het college deze aanvraag buiten behandeling gesteld. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat het college bijstand met terugwerkende kracht had moeten toekennen. Deze omstandigheden omvatten onder andere dat zij hoogzwanger was en zorg droeg voor drie jonge kinderen, terwijl haar partner haar had verlaten en er dreiging van ontruiming van haar woning was.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat er geen grond was voor bijstandsverlening met terugwerkende kracht. De Raad oordeelde dat de eerdere besluiten van het college in rechte onaantastbaar waren en dat appellante geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden had aangevoerd die een andere beslissing rechtvaardigden. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moest worden bevestigd, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die het college hadden moeten aanzetten tot het verlenen van bijstand met verdergaande terugwerkende kracht. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.