ECLI:NL:CRVB:2014:4355
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand in verband met inkomsten uit de algemene heffingskorting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de herziening en terugvordering van bijstand op basis van inkomsten uit de algemene heffingskorting. Appellanten, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J.M. Goltstein, hebben hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Kerkrade, dat hen had verplicht om de heffingskorting aan te vragen en deze inkomsten in mindering te brengen op de ontvangen bijstand. Het college had eerder bijstandsverlening toegekend, maar later besloten dat de heffingskorting als inkomen moest worden aangemerkt, wat leidde tot een terugvordering van € 1.422,51.
De rechtbank had het beroep van appellanten gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar het college had in hoger beroep de argumenten van appellanten verworpen. De Raad overwoog dat de heffingskorting volgens de Wet werk en bijstand (WWB) tot de middelen behoort en dat het college bevoegd was om deze in mindering te brengen op de bijstand. De Raad oordeelde dat de door appellanten aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om van terugvordering af te zien. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt de wettelijke basis voor het terugvorderen van bijstand en de reikwijdte van de middelen die in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van bijstandsverlening. De Raad concludeerde dat de terugvordering rechtmatig was en dat de appellanten niet in een uitzonderlijke situatie verkeerden die een afwijking van de regels rechtvaardigde.