In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Spanje, had hoger beroep ingesteld tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die zijn uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering had ingetrokken. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover het Uwv niet was veroordeeld in de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand en de kosten van inzage in het Justitiële Documentatieregister. De Raad oordeelde dat deze kosten wel degelijk in aanmerking moesten worden genomen, en heeft het Uwv veroordeeld tot betaling van deze kosten. Daarnaast heeft de Raad het hoger beroep tegen een tweede uitspraak van de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard, omdat het Uwv inmiddels had besloten om de uitkering over een bepaalde periode alsnog te vergoeden. De totale proceskosten die het Uwv aan de appellant moet vergoeden, zijn vastgesteld op € 3.951,72, inclusief de kosten van rechtsbijstand en reiskosten. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor het Uwv om de gemaakte kosten van rechtsbijstand te vergoeden.