ECLI:NL:CRVB:2014:4303

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 december 2014
Publicatiedatum
18 december 2014
Zaaknummer
13-2199 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van kosten voor medische behandeling en medicatie voor erectieproblemen en seksuele diensten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2014 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant, geboren in 1936 en erkend als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De appellant had verzocht om vergoeding van de kosten van medische behandeling en medicatie voor erectieproblemen, alsook om vergoeding van de kosten van seksuele diensten geleverd door zijn Poolse werkster. De Raad heeft het verzoek afgewezen, waarbij het bestreden besluit als voldoende zorgvuldig en gemotiveerd werd beschouwd. De Raad oordeelde dat de erectieproblemen van de appellant niet in verband stonden met de vervolging, maar eerder te maken hadden met zijn gevorderde leeftijd en andere medische aandoeningen. De medische adviezen van artsen A.J. Maas en R.J. Roelofs werden als leidend beschouwd, en er waren geen objectieve medische gegevens die de claims van de appellant konden ondersteunen. Wat betreft de diensten van de Poolse werkster, oordeelde de Raad dat deze niet onder de geneeskundige behandeling of verpleging vallen zoals bedoeld in artikel 20 van de Wuv. De Raad concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

13/2199 WUV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.C.M. van Berkel, advocaat, beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 26 maart 2013, kenmerk BZ01563029 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940‑1945 (Wuv).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van Berkel. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, geboren in 1936, is erkend als vervolgde in de zin van de Wuv. Daaraan ligt ten grondslag dat hij, als kind van joodse ouders, in de periode 1942-1945 ondergedoken heeft gezeten op de Veluwe nabij Epe. Aanvaard is dat zijn psychische klachten, met tinnitus (oorsuizen) als onderdeel daarvan, in verband staan met de vervolging.
1.2.
Bij brief van 14 augustus 2012 heeft appellant verzocht om vergoeding van de kosten van medische behandeling en medicatie voor erectieproblemen. Bij brief van 30 augustus 2012 heeft hij tevens verzocht om vergoeding van de kosten van de door zijn Poolse werkster bewezen (seksuele) diensten. Bij besluit van 24 december 2012 heeft verweerder deze verzoeken afgewezen. Het hiertegen gerichte bezwaar van appellant is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2. Naar aanleiding van hetgeen in beroep is aangevoerd, overweegt de Raad als volgt.
2.1.
Aan de weigering van verweerder om de kosten van medische behandeling en medicatie voor erectieproblemen te vergoeden ligt de overweging ten grondslag dat deze problemen niet in verband staan met de vervolging, maar door andere oorzaken zijn ontstaan. In dit verband is gewezen op de gevorderde leeftijd van appellant, op zijn chronische prostatitis en op de bijwerkingen die zijn medicijnen tegen hart- en vaatziekten kunnen veroorzaken. Verweerder heeft deze overwegingen doen steunen op de adviezen van twee geneeskundig adviseurs, de arts A.J. Maas en in bezwaar de arts R.J. Roelofs. Bij deze advisering zijn inlichtingen van de huisarts betrokken, evenals de rapporten van psychiaters en geneeskundig adviseurs die eerder in het kader van de Wuv over appellant zijn uitgebracht.
2.3.
De Raad acht het bestreden besluit met deze medische adviezen voldoende zorgvuldig voorbereid en draagkrachtig gemotiveerd. Tegenover de adviezen staan geen objectieve medische gegevens die in andere richting zouden kunnen wijzen. Dat de huisarts van mening is dat naast het leeftijdsgebonden karakter van de erectiele dysfunctie de factor traumatische stress absoluut een rol speelt, is in het licht van de adviezen van Maas en Roelofs onvoldoende om appellants erectieproblemen aan de oorlogsgebeurtenissen toe te schrijven.
2.4.
Met betrekking tot de diensten van de Poolse werkster heeft verweerder overwogen dat deze niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat het voor mensen in het algemeen gebruikelijk is om contacten van allerlei aard en intensiteit aan te gaan. Daarmee heeft verweerder onder meer tot uitdrukking gebracht dat geen sprake is van geneeskundige behandeling of verpleging in de zin van artikel 20 van de Wuv. In de beschikbare medische gegevens heeft de Raad geen aanknopingspunt gevonden om dit standpunt voor onjuist te houden. Ten aanzien van een escortservice is eerder in gelijke zin geoordeeld (CRvB 2 mei 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ9700).
2.5.
Appellant heeft erop gewezen dat zijn verzoek van 30 augustus 2012 mede had kunnen en moeten worden opgevat als een verzoek om een tegemoetkoming op grond van artikel 21 van de Wuv. In aanmerking genomen dat het ging om een zelfstandig verzoek los van de vergoeding van medische behandeling en medicatie voor de erectieproblemen kan de Raad hem hierin op zichzelf volgen. Ter zitting is evenwel gebleken dat aan appellant inmiddels bij afzonderlijk besluit een toekenning op grond van artikel 21 van de Wuv is gedaan, welke nog voorwerp is van een bezwaarprocedure. Daarom behoeft deze kwestie hier geen verdere bespreking.
2.6.
De conclusie luidt dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en R. Kooper en E.R. Eggeraat als leden, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2014.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) S.W. Munneke

HD