ECLI:NL:CRVB:2014:4289
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Beuker-Tilstra
- W.J.A.M. van Brussel
- G.P.A.M. Garvelink-Jonkers
- Rechtspraak.nl
Strafontslag en terugvordering bezoldiging van een ambtenaar in het kader van een outplacementtraject
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de appellant, een ambtenaar werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen, werd ontslagen wegens ernstig plichtsverzuim. De appellant had zich schuldig gemaakt aan het niet melden van een dienstverband bij een besloten vennootschap terwijl hij in een outplacementtraject zat. De minister van Veiligheid en Justitie had de appellant de disciplinaire straf van ontslag opgelegd en de bezoldiging over een bepaalde periode teruggevorderd. De rechtbank had het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten voor zover deze betrekking hadden op het strafontslag en de terugvordering van de bezoldiging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de minister terecht het ontslag heeft opgelegd, aangezien de appellant zich niet heeft gehouden aan de instructies en de ambtseed door zijn dienstverband niet te melden. Dit gedrag heeft de integriteit van de Dienst Justitiële Inrichtingen ondermijnd. De Raad bevestigt dat de straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig is aan het gepleegde plichtsverzuim.
Wat betreft de terugvordering van de bezoldiging, oordeelt de Raad dat de minister bevoegd was om het deel van de bezoldiging dat gelijk is aan de inkomsten bij de besloten vennootschap terug te vorderen. De Raad stelt het terug te vorderen bedrag vast op € 84.545,52 bruto, en vernietigt het eerdere besluit van de minister dat een hoger bedrag terugvorderde. De Raad veroordeelt de minister tot vergoeding van de proceskosten van de appellant in bezwaar, beroep en hoger beroep.