1.4.Het door appellant tegen het besluit van 20 januari 2012 gemaakte bezwaar is door het Zorginstituut bij besluit van 15 juni 2012 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daartoe is erop gewezen dat de financiële situatie van appellant geen aanleiding mag zijn om geen zorgverzekering af te sluiten.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat hetgeen appellant heeft aangevoerd niet leidt tot de conclusie dat het niet afsluiten van een zorgverzekering appellant niet zou kunnen worden verweten. De rechtbank heeft voorts geen bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 5:46, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aanwezig geacht die aanleiding geven tot matiging van de boete.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat appellant geen inkomsten geniet, en dat het Zorginstituut niet duidelijk heeft gemaakt hoe appellant, na ontvangst van een zorgtoeslag, (het resterende deel van) de premie voor een zorgverzekering zou kunnen betalen.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1.1.Ingevolge artikel 9a, eerste lid, van de Zvw gaat het Zorginstituut op basis van vergelijking van bij ministeriële regeling aan te wijzen bestanden na welke verzekeringsplichtigen in weerwil van hun verzekeringsplicht niet krachtens een zorgverzekering verzekerd zijn. Ingevolge het tweede lid van dit artikel zendt het Zorginstituut een verzekeringsplichtige als bedoeld in het eerste lid een schriftelijke aanmaning om zich binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de datum van verzending van de aanmaning, alsnog op grond van zo’n verzekering te verzekeren of te laten verzekeren.
4.1.2.Ingevolge artikel 9b, eerste lid, van de Zvw, voor zover hier van belang, legt het Zorginstituut, indien een verzekeringsplichtige aan wie een aanmaning als bedoeld in artikel 9a is verzonden niet binnen drie maanden na verzending daarvan verzekerd is, aan hem een bestuurlijke boete op.
4.1.3.In artikel 9c van de Zvw is bepaald dat degene die niet binnen drie maanden na oplegging van de boete bedoeld in artikel 9b van de Zvw verzekerd is, opnieuw een bestuurlijke boete opgelegd krijgt.
4.1.4.Artikel 5:5 van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan geen bestuurlijke boete oplegt indien voor de overtreding een rechtvaardigingsgrond bestond.
4.1.5.In artikel 5:41 van de Awb is bepaald dat het bestuursorgaan geen bestuurlijke boete oplegt voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.
4.1.6.Artikel 5:46, derde lid, van de Awb bepaalt dat indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, het bestuursorgaan niettemin een lagere boete oplegt indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
4.2.1.Appellant heeft erkend dat hij ten tijde van de boeteoplegging niet tegen ziektekosten verzekerd was, terwijl daartoe wel een verplichting bestond. Dat betekent dat het Zorginstituut ingevolge de artikel 9b, tweede lid, en 9c van de Zvw gehouden was een (tweede) bestuurlijke boete op te leggen, behoudens het bepaalde in de artikelen 5:5 en 5:41 van de Awb.
4.2.2.Voor toepassing van artikel 5:5 van de Awb behoefde het Zorginstituut geen aanleiding te zien, nu geen rechtvaardigingsgronden als bedoeld in dat artikel naar voren zijn gebracht.
4.2.3.Voor toepassing van artikel 5:41 van de Awb behoefde het Zorginstituut in het onderhavige geval evenmin aanleiding te zien. Wat appellant in bezwaar, beroep en hoger beroep naar voren heeft gebracht leidt niet tot de conclusie dat hem geen verwijt zou kunnen worden gemaakt van het feit dat hij zich, nadat hij daartoe was gemaand, niet (tijdig) tegen ziektekosten heeft verzekerd. De in dit verband naar voren gebrachte stelling dat het Zorginstituut niet duidelijk heeft gemaakt hoe appellant een zorgverzekering zou kunnen betalen gaat blijkbaar uit van de veronderstelling dat de bewijslast ter zake op het Zorginstituut rust. Dat is evenwel niet het geval. Het is aan appellant om de stelling dat hij, ook na ontvangst van een zorgtoeslag, geen zorgverzekering kan betalen te onderbouwen. Dat heeft hij echter niet gedaan.