ECLI:NL:CRVB:2014:4272
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering studiefinanciering na controle op woonadres
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van studiefinanciering aan appellante, die door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap was toegekend. Appellante ontving studiefinanciering voor het jaar 2012, berekend naar de norm voor uitwonende studenten. Echter, na een huisbezoek door controleurs op 20 september 2012, werd vastgesteld dat appellante niet op het adres woonachtig was zoals geregistreerd in de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Op basis van dit huisbezoek heeft de Minister de studiefinanciering herzien en een bedrag van € 1.714,86 teruggevorderd, alsook een boete van € 857,43 opgelegd wegens het niet wonen op het GBA-adres.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de Minister verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Limburg heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat het onderzoek van de controleurs niet zorgvuldig was uitgevoerd. Zij stelde dat de hoofdbewoner van het GBA-adres de Nederlandse taal niet goed machtig was en dat dit de resultaten van het huisbezoek beïnvloedde.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank de gronden van appellante in haar eerdere uitspraak adequaat had behandeld. De Raad oordeelde dat de hoofdbewoner toestemming had gegeven voor het huisbezoek en dat de verklaringen van de hoofdbewoner en appellante consistent waren. De Raad bevestigde dat de Minister op basis van het rapport van de controleurs de conclusie had mogen trekken dat appellante niet op het GBA-adres woonde. Het hoger beroep van appellante werd verworpen, en de eerdere uitspraak van de rechtbank bleef in stand.