ECLI:NL:CRVB:2014:427
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- A. Beuker-Tilstra
- R. Kooper
- B.J. van de Griend
- Rechtspraak.nl
Heropening van de procedure en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 februari 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De verzoekster, woonachtig in Portugal, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 20 januari 2004, dat betrekking had op de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De Raad had eerder op 12 november 2009 al een uitspraak gedaan, waarbij het onderzoek werd heropend om een nadere uitspraak te doen over de gevraagde schadevergoeding. De procedure had in totaal meer dan zes jaar geduurd, wat de Raad aanleiding gaf om te oordelen dat de redelijke termijn was overschreden.
De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de minister van Veiligheid en Justitie, erkende de overschrijding van de termijn en bood een schadevergoeding van € 1000,- aan. De Svb voerde aan dat de overschrijding niet aan hen kon worden toegerekend, maar de Raad oordeelde dat de Svb ook verantwoordelijk was voor de lange duur van de procedure. Uiteindelijk werd de Staat veroordeeld tot een schadevergoeding van € 4.500,- en de Svb tot € 500,-. Daarnaast werden beide partijen veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de verzoekster, die in totaal € 944,- bedroegen.
De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures en de verantwoordelijkheden van zowel de Staat als de Svb in het kader van schadevergoeding. De Raad concludeerde dat de overschrijding van de redelijke termijn niet alleen een kwestie was van de Staat, maar ook van de Svb, en dat beide partijen aansprakelijk waren voor de schade die daaruit voortvloeide.