ECLI:NL:CRVB:2014:4175
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag erkenning als burger-oorlogsslachtoffer onder de Wubo
Op 11 december 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante, die een aanvraag had ingediend om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De aanvraag was eerder afgewezen door de Pensioen- en Uitkeringsraad, omdat niet was aangetoond dat appellante was getroffen door oorlogsgeweld. Appellante, geboren op 29 maart 1944, stelde dat zij in oktober 1944 op last van de Duitse bezetter in de kerk van Putten had moeten verblijven. De Raad oordeelde dat de verklaring van appellante niet voldoende was om haar claim te onderbouwen, aangezien er geen aanvullende objectieve gegevens waren die haar verhaal ondersteunden.
De Raad benadrukte dat een enkele verklaring van de betrokkene niet als vaststaand kan worden aangenomen zonder objectieve onderbouwing. De verklaring van de zuster van appellante, die destijds slechts 10 jaar oud was, werd als geloofwaardig beschouwd en er waren geen gegevens die aan deze verklaring twijfels konden doen rijzen. De Raad concludeerde dat de impact van het wegvoeren en overlijden van appellantes vader niet onder de werking van de Wubo valt, omdat de wet specifiek gericht is op persoonlijke maatregelen tegen de betrokkene zelf.
Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag door de Pensioen- en Uitkeringsraad in stand blijft. De uitspraak werd gedaan door A. Beuker-Tilstra, in aanwezigheid van griffier E. Heemsbergen, en werd openbaar uitgesproken op 11 december 2014.