ECLI:NL:CRVB:2014:415

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 februari 2014
Publicatiedatum
12 februari 2014
Zaaknummer
12-4673 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en schadevergoeding in WAO-zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 februari 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een intrekking van het hoger beroep omdat het Uwv alsnog volledig aan appellante is tegemoetgekomen. De Raad heeft eerder op 17 mei 2013 een tussenuitspraak gedaan waarin het Uwv werd opgedragen om een gebrek in hun besluit van 27 september 2010 te herstellen. Na de gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uwv op 31 mei 2013, heeft appellante op 24 september 2013 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten en wettelijke rente.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv bereid is om de wettelijke rente over de ten onrechte niet betaalde verhoging van de WAO-uitkering vanaf 11 mei 2010 te vergoeden. De Raad heeft de proceskosten van appellante begroot op € 730,50 in beroep en € 487,- in hoger beroep. De uitspraak is gedaan in het openbaar en de Raad heeft het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de schade en de proceskosten van appellante tot een totaalbedrag van € 1217,50.

De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 8:73a en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, die bepalen dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot schadevergoeding en proceskostenvergoeding. De Raad heeft ook verwezen naar eerdere uitspraken voor de berekening van de wettelijke rente.

Uitspraak

Datum uitspraak: 12 februari 2014
12/4673 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:73a en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 11 juli 2012, 10/1752 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te[woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft op 17 mei 2013 een tussenuitspraak gedaan waarin het Uwv is opgedragen het gebrek in het besluit van 27 september 2010 te herstellen.
Het Uwv heeft op 31 mei 2013 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 24 september 2013 heeft I.T. Martens namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en de wettelijke rente.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:73a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:73 van de Awb kan worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die de verzoeker lijdt.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat het hoger beroep is ingetrokken omdat het Uwv alsnog volledig aan appellante is tegemoetgekomen.
Vervolgens stelt de Raad vast dat het Uwv bereid is om de wettelijke rente over de ten onrechte niet betaalde verhoging van de WAO-uitkering vanaf 11 mei 2010 te vergoeden.
Wat betreft de wijze waarop het Uwv de aan appellante verschuldigde wettelijke rente over de na te betalen uitkering dient te berekenen, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.
Aangezien het Uwv reeds heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten voor rechtsbijstand in bezwaar, staan de Raad nog ter beoordeling de kosten die appellante in beroep en hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 730,50 in beroep en
€ 487,- in hoger beroep.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van schade als hiervoor aangegeven;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1217,50.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk, in tegenwoordigheid van
T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2014.
(getekend) J.S. van der Kolk
(getekend) T. Hemelrijk-van den Oudenalder

CVG