ECLI:NL:CRVB:2014:4133
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding in zorgverzekeringskwestie
In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 10 december 2014, wordt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 april 2014 behandeld. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, omdat het bezwaar tegen een herziene jaarafrekening van het Zorginstituut Nederland niet-ontvankelijk was verklaard wegens termijnoverschrijding. Appellant, die in Turkije woont, stelde dat zijn slechte gezondheid en een daling van zijn inkomsten in 1999 hem belemmerden om tijdig bezwaar te maken. Hij voerde aan dat de Nederlandse Staat verantwoordelijk moet worden gehouden voor zijn situatie, gezien zijn werkverleden in Nederland.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant in hoger beroep geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die de eerdere beslissing van de rechtbank kunnen weerleggen. De Raad bevestigt dat het Zorginstituut terecht heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift buiten de wettelijke termijn is ingediend en dat er geen verschoonbare redenen zijn voor deze termijnoverschrijding. De medische stukken die appellant heeft overgelegd, bieden geen aanknopingspunten voor het oordeel dat zijn gezondheidstoestand hem verhinderde om tijdig bezwaar te maken.
De Raad concludeert dat het hoger beroep geen doel treft en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door J. Brand, met D. van Wijk als griffier.