ECLI:NL:CRVB:2014:4111
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van schending inlichtingenverplichting en overschrijding vermogensgrens
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant ontving sinds 1 juli 2011 bijstand, maar er ontstond twijfel over de rechtmatigheid hiervan toen bleek dat hij een woning bezat in Suriname. De sociale recherche voerde een onderzoek uit naar het vermogen van appellant, wat leidde tot de conclusie dat hij beschikte over vermogen boven de vrij te laten grens. Dit resulteerde in de intrekking van de bijstand per 16 februari 2012 en de terugvordering van eerder verstrekte bijstand.
Appellant had in 2012 een woning op zijn naam staan in Suriname, waarvan de waarde door een beëdigd taxateur was vastgesteld op € 30.000. Het college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer heeft de bijstand ingetrokken omdat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door deze informatie niet te delen. Appellant stelde dat hij geen beschikking had over de woning, maar de Raad oordeelde dat hij redelijkerwijs over de woning kon beschikken, aangezien hij geen stappen had ondernomen om het onroerend goed te verkopen.
De Raad bevestigde dat appellant niet kon aantonen dat er sprake was van een schuld aan een familielid die zijn vermogen zou verminderen. De stelling dat de woning niet tot het vermogen kon worden gerekend, werd verworpen omdat appellant niet met concrete en verifieerbare gegevens had onderbouwd dat er een daadwerkelijke terugbetalingsverplichting bestond. De Raad concludeerde dat het college terecht de bijstand had ingetrokken en de kosten had teruggevorderd, en bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank.