ECLI:NL:CRVB:2014:404

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 februari 2014
Publicatiedatum
12 februari 2014
Zaaknummer
12-4637 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van psychische klachten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die als toezichthouder werkzaam was, had zich op 19 december 2011 ziek gemeld met psychische klachten en beenklachten. Na een medisch onderzoek op 18 januari 2012 concludeerde een verzekeringsarts van het Uwv dat de appellant in staat was om zijn werkzaamheden te hervatten. Het Uwv besloot vervolgens dat de appellant met ingang van 23 januari 2012 niet langer ongeschikt werd geacht voor zijn arbeid in het kader van de Ziektewet (ZW).

De appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt in een bestreden besluit van 21 maart 2012. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van de appellant ongegrond. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt dat zijn klachten door het Uwv waren onderschat en dat er onvoldoende informatie was verzameld over zijn gezondheidstoestand.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er een zorgvuldig medisch onderzoek had plaatsgevonden. De verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts hadden de appellant onderzocht en relevante medische rapporten, waaronder die van psychiater S. Sidali, waren in overweging genomen. De Raad concludeerde dat het Uwv op goede gronden had vastgesteld dat de appellant met zijn klachten in staat was om zijn werkzaamheden te verrichten. Het hoger beroep van de appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

12/4637 ZW
Datum uitspraak: 12 februari 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
25 juli 2012, 12/1787 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te[woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. Stap, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 december 2013. Appellant en mr. Stap zijn verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant is werkzaam geweest als toezichthouder. Vanuit de situatie dat hij een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet heeft hij zich op 19 december 2011 ziek gemeld met psychische klachten en beenklachten. Bij zijn onderzoek op 18 januari 2012 heeft een verzekeringsarts van het Uwv geconcludeerd dat appellant ondanks zijn klachten in staat moet worden geacht om werkzaamheden als toezichthouder te verrichten. Bij besluit van
18 januari 2012 heeft het Uwv aan appellant bekend gemaakt dat hij met ingang van
23 januari 2012 niet langer ongeschiktheid wordt geacht voor het verrichten van zijn arbeid in de zin van de Ziektewet (ZW).
1.2. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 18 januari 2012. Bij besluit van
21 maart 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard en zijn besluit van 18 januari 2012 gehandhaafd. Aan het bestreden besluit ligt een rapport ten grondslag van een bezwaarverzekeringsarts van 21 maart 2012. De bezwaarverzekeringsarts is na bestudering van de dossiergegevens en eigen onderzoek tot de conclusie gekomen dat appellant met zijn psychische klachten en beenklachten in staat moet zijn om het werk van toezichthouder te verrichten waarin geen hoge psychische en lichamelijke belastingeisen gelden.
2.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant herhaald dat het Uwv zijn psychische klachten en beenklachten heeft onderschat. De verzekeringsartsen hebben volgens appellant onvoldoende informatie verzameld omtrent de gezondheidstoestand waarin appellant op 23 januari 2012 verkeerde.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor het toepasselijke wettelijke kader wordt verwezen naar overweging 2.1 van de aangevallen uitspraak. Daaraan wordt toegevoegd dat dat op grond van artikel 19, vijfde lid, van de ZW ten aanzien van appellant, die zich als werkloze werknemer ziek heeft gemeld, onder zijn arbeid wordt verstaan de werkzaamheden als toezichthouder die bij een soortgelijke werkgever doorgaans kenmerkend voor die arbeid zijn.
4.2.
De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat een zorgvuldig medisch onderzoek heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts hebben ieder appellant onderzocht. Zij hebben kennisgenomen van het rapport van psychiater S. Sidali van 20 juli 2010 en van het rapport van psychiater W.M.J. Hassing van 31 mei 2011. In de verzekeringsgeneeskundige rapporten is gemotiveerd uiteengezet waarom appellant met zijn psychische klachten en beenklachten, waarmee hij eerder ook als toezichthouder heeft kunnen werken, met ingang van 23 januari 2012 niet (meer) ongeschikt wordt geacht voor zijn arbeid.
4.3.
Het Uwv heeft op goede gronden het standpunt betrokken dat het niet zinvol was om Sidali vragen te stellen over de gezondheidstoestand van appellant op 23 januari 2012. Appellant had immers in zijn gesprek met de verzekeringsarts op 18 januari 2012 kenbaar gemaakt dat Sidali de behandeling van appellant had afgerond. Uit het door appellant in beroep ingebrachte rapport van Sidali van 20 oktober 2011 volgt dat de behandeling op
20 oktober 2011 was geëindigd met als resultaat dat de situatie van appellant met medicatie was gestabiliseerd.
4.4.
Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt dat zijn klachten zijn onderschat niet nader onderbouwd. Hij heeft wel opnieuw naar voren gebracht dat hij in verband met toegenomen psychische klachten weer is behandeld, maar omtrent die behandeling is niet meer bekend dan dat appellant door i-psy is uitgenodigd voor een gesprek met een arts op 5 april 2012. Medische stukken die nader licht werpen op de psychische toestand van appellant op
23 januari 2012 zijn niet ingebracht.
4.5.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2014.
(getekend) M. Greebe
(getekend) Z. Karekezi

HD