ECLI:NL:CRVB:2014:4032
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Buitenlandbijdrage Zorgverzekeringswet en woonlandfactor België
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de buitenlandbijdrage die appellant verschuldigd is op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Appellant, die een pensioenuitkering ontvangt op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW), betwistte de hoogte van de buitenlandbijdrage die was berekend op basis van de woonlandfactor van België. Hij stelde dat hij feitelijk in Marokko woonachtig was en dat de bijdrage ten onrechte was opgelegd. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant deels gegrond verklaard, maar het Zorginstituut had de buitenlandbijdrage ongegrond verklaard.
De Raad overwoog dat appellant vanaf 1 mei 2010 recht had op zorg in zijn woonland België en dat hij zich bij de Sociale verzekeringsbank (Svb) had geregistreerd als woonachtig in België. De Raad concludeerde dat er geen bewijs was dat appellant in de periode van oktober 2010 tot februari 2012 in Marokko woonachtig was, ondanks zijn beweringen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de buitenlandbijdrage correct was berekend op basis van de woonlandfactor van België. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding van appellant af, evenals het verzoek om teruggave van eerder betaalde bijdragen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor appellanten om hun woonplaats en verzekeringsstatus duidelijk aan te geven, vooral in het kader van internationale zorgverzekeringsregelingen. De beslissing van de Raad is openbaar uitgesproken en ondertekend door de betrokken rechters.