ECLI:NL:CRVB:2014:4022
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. de Mooij
- W.H. Bel
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag huishoudelijke hulp na afbouw op grond van de Wmo
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante, geboren op 25 augustus 1959, ontving voorheen 5,5 uur per week huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht heeft op 21 maart 2011 besloten de huishoudelijke hulp af te bouwen, waarna appellante vanaf 1 juni 2012 geen hulp meer ontving. Appellante heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt.
Op 10 januari 2012 heeft appellante opnieuw huishoudelijke hulp aangevraagd vanwege overbelasting door chronische aandoeningen, maar deze aanvraag is door het college afgewezen. Het college baseerde deze afwijzing op een negatief advies van de MO-zaak, waarin werd gesteld dat de door appellante aangegeven klachten niet medisch waren geobjectiveerd. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het bestreden besluit lijdt aan een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. De Raad heeft echter vastgesteld dat het college voldoende onderzoek heeft gedaan en dat de medische informatie die is verstrekt, niet voldoende aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat appellante beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van huishoudelijke taken. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.