ECLI:NL:CRVB:2014:401
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en voldoende medische grondslag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 4 juli 2012, waarin het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv om zijn ZW-uitkering te beëindigen ongegrond werd verklaard. Appellant had zich per 5 augustus 2011 ziek gemeld met nek- en rechterarmklachten, alsook psychische klachten. Het Uwv heeft appellant op 10 november 2011 onderzocht en vastgesteld dat er geen nieuwe beperkingen waren voor zijn maatgevende functie. Op basis van deze bevindingen heeft het Uwv op 20 december 2011 besloten dat appellant per 27 december 2011 weer geschikt was voor arbeid.
Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om aan de uitkomst te twijfelen. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het Uwv de ernst van zijn ongeval op 21 september 2011 heeft onderschat en heeft verzocht om een onafhankelijk medisch specialist te laten onderzoeken.
De Centrale Raad van Beroep heeft de rapporten van de verzekeringsartsen als voldoende en zorgvuldig beoordeeld. De Raad concludeert dat de medische gegevens, inclusief informatie van de huisarts, zijn meegewogen in de beoordeling van de geschiktheid van appellant voor zijn arbeid. De Raad oordeelt dat de snelheid van de auto die appellant aanreed geen relevante invloed heeft gehad op zijn beperkingen. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor schadevergoeding of proceskostenvergoeding.