ECLI:NL:CRVB:2014:3981
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.H. Bel
- A.J. Schaap
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Intrekking van de voorrangspositie ten aanzien van een woning in het kader van de Wmo
In deze zaak gaat het om de intrekking van de voorrangspositie van appellant ten aanzien van een woning, die was toegekend op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Appellant had eerder een tegemoetkoming in verhuis- en herinrichtingskosten ontvangen van het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort. Het college had appellant aangemerkt als Wmo-urgent, maar trok de voorrangspositie in nadat appellant een aangeboden woning had geweigerd. Het college stelde dat appellant niet adequaat had gereageerd op de aanbieding van de woning en dat hij was gewaarschuwd voor de gevolgen van zijn weigering.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college niet in redelijkheid tot intrekking van de voorrangspositie kon overgaan. De Raad stelde vast dat appellant pas na de intrekking op de hoogte was van de gevolgen van zijn weigering, omdat hij de aangetekende brief van het college pas na de intrekking had ontvangen. De Raad benadrukte dat het college had moeten nagaan of appellant tijdig was geïnformeerd over de intrekking, zodat hij zijn handelen hierop had kunnen aanpassen. De rechtbank had dit niet onderkend, waardoor de aangevallen uitspraak werd vernietigd.
De Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van het college en herstelde de voorrangspositie van appellant. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.922,- bedroegen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 19 november 2014.