ECLI:NL:CRVB:2014:3974
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om toelating tot de vrijwillige verzekering krachtens de AOW en ANW
Op 28 november 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant, die in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van het verzoek van appellant om toelating tot de vrijwillige verzekering krachtens de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (ANW). Appellant had in december 2011 de Sociale verzekeringsbank (Svb) verzocht om hem in aanmerking te brengen voor deze vrijwillige verzekering. De Svb weigerde dit verzoek, omdat appellant zich niet binnen een jaar na het einde van zijn verplichte verzekering had aangemeld. Dit besluit werd door de rechtbank in stand gehouden.
De Raad overwoog dat appellant in de periode voorafgaand aan zijn aanvraag niet verplicht verzekerd was, omdat hij niet in Nederland woonde of werkte. De omstandigheid dat appellant een WAO-uitkering ontving, maakte hem niet verplicht verzekerd onder de AOW en ANW, aangezien personen die buiten het Rijk wonen en een WAO-uitkering ontvangen, sinds 1 januari 2000 niet meer verplicht verzekerd zijn. De Raad concludeerde dat de Svb terecht had besloten dat het verzoek van appellant niet voldeed aan de wettelijke voorwaarden voor toelating tot de vrijwillige verzekering.
Appellant voerde aan dat hij niet op de hoogte was gesteld van de mogelijkheid om zich aan te melden voor de vrijwillige verzekering. De Raad oordeelde echter dat onbekendheid met de wet op zichzelf niet leidt tot de conclusie dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die de overschrijding van de aanmeldingstermijn verschoonbaar maken. De Raad bevestigde dat het primair de verantwoordelijkheid van appellant was om zijn rechten na zijn remigratie in de gaten te houden en tijdig aan te melden voor de vrijwillige verzekering. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.